Wonderlijke tijden. Verstoring van de bestaande orde. Wat voor jou belangrijk is wordt bedreigd – en je zoekt steun, houvast, geborgenheid. Je behoefte aan zekerheid groeit, maar waar vind je die nog? De werkelijkheid schreeuwt je toe: ’Je bent op jezelf aangewezen!’ Ben je dus alleen? Nee! Want we zijn hier samen. Niemand is alleen. En we hebben elkaar nodig. Meer dan ooit. Deze tijd vraagt om tevoorschijn komen. Laten zien wie je bent. Je niet meer verschuilen maar meedoen. Inbrengen wat jij kunt bijdragen – door te doen waar jíj blij van wordt. En je door niets of niemand meer bang laten maken. Wanneer je de moed kunt opbrengen om voluit te leven – recht uit je hart, en geholpen door je hoofd – ben je minder alleen dan je denkt. Dan kun je steun, houvast en geborgenheid ervaren. Bij jezelf, en bij de ander. En dan heb je ook wat te geven – dan geef je wie jij in wezen bent.

zondag, maart 20, 2011

Allemaal mensen

maandag, maart 14, 2011

Weten dat je het niet weet

DSC00106

Om negen uur begint de wekelijkse vrijdagochtendbespreking op het partijbureau. Door de kabinetscrisis moet het verkiezingsprogramma –waar we nog maanden voor dachten te hebben – binnen de kortste keren klaar zijn. Het is mijn taak om, net als een kleine vier jaar eerder, de inleiding te schrijven. Rode draad, het grote geheel. Dat doe ik niet alleen, daar werk je met z’n allen aan. Alleen al omdat iedereen daar wel iets van vindt. Zo’n inleiding wordt dan ook vanzelf behoorlijk omvangrijk. Dus er is ‘een inleiding van de inleiding’ nodig. Overstijgend en overtuigend. Helemaal iets voor mij, vindt iedereen. Dat weet ik al een week. Maar het komt er niet uit. Ik kom er niet uit. Geen idee wat er in moet komen. Wat valt er nog meer te zeggen? Het moet die dag wel klaar zijn. De tijd dringt, de druk loopt op. ‘Alle ogen zijn gericht op Kwatta.’ Zo voel ik me. Niet goed.

Naar de kelder
‘Voor we beginnen wil ik graag wat zeggen. Ik heb net iets ontdekt. Over de inleiding van de inleiding, en over mezelf. Ik kan het niet alleen. Ik heb jullie nodig.’ Verbazing, ongeloof. Hoezo? Wat bedoel je? ‘Echt. Ik kan dit niet alleen. Ik heb jullie nodig.’ Verwarring. Begin van ergernis. Kom joh, dat kun jij toch? ‘Ik meen het. Ik kan het echt niet alleen. Ik heb jullie hulp nodig.’ Dan zeggen de twee jongsten - slimme jongens, aanstormend talent - ‘We helpen je.’ We gaan naar de kelder. Onder de kloostermoppen praten we ruim een uur. ‘Bedankt jongens, ik ben eruit.’ De stroom komt op gang en ’s middags mail ik een paar honderd woorden rond. Onmiddellijk reacties. Mail, sms, telefoon. Niet gebruikelijk. Oprechte complimenten. Al helemaal niet gebruikelijk, zeker niet in de politiek.

Niets meer aan doen
De volgende ochtend is de grote afrondende bijeenkomst met alle direct betrokkenen bij het programma. Als dagopening lees ik het stuk voor. Doodse stilte. ‘Amen’ zegt iemand op het eind. ‘Wat ze ook zeggen, niets meer aan doen’ zegt een mediakanjer naast me. Middenin het verhaal staat de sleutelzin, waar ik me pas echt van bewust van word als de krant die – min of meer verbaasd – aanhaalt: ‘Geen mens kan zonder de ander. We hebben elkaar nodig’.

Ik weet het niet
De feministes in de jaren zestig zeiden ‘het persoonlijke is politiek’. Of ze ook bedoelden dat de oplossing van een persoonlijk probleem de kern van een gezamenlijke kijk op de samenleving blijkt te zijn weet ik niet. Wat ik wel weet is dat ik het vaak niet weet. Meestal eigenlijk niet. En als ik dat durf te erkennen kom ik eruit. Andersom, als ik niet kan toegeven dat ik het niet weet dan heb ik een probleem. En ik niet alleen, mijn omgeving ook. Want dan lever ik niet waar anderen op wachten. En van mij verwachten, net als ikzelf. Maar ik hoef het niet alleen te doen. Dat denk ik maar. Niet goed voor m’n gezondheid. Dodelijke gedachte.

Laat gaan
Uiteindelijk hebben we het over ego. Want het is m’n ego dat mij, en mijn omgeving, wil doen geloven dat ik alles weet en niet om hulp hoef te vragen. M’n ego heeft me ver gebracht – in een programmacommissie!, columnist bij een tijdschrift! – maar het zit me net zo goed in de weg. ‘Ikke, ikke, ikke...’ Daarnaast de beelden die ik blijkbaar over mezelf en het leven heb: ik moet alles kunnen, en ik mag anderen niet lastig vallen. Hoe verzin je het? Wie zegt dat? Hoe kun je jezelf in de weg zitten? Domweg oude patronen, met de nadruk op dom. Niet meer nodig. Afscheid van nemen. Laten gaan. Al doet dat zeer. Want het is ‘ik’. Maar wel m’n kleine ‘ik’. Het is m’n grote ‘IK’ die kan zeggen: ‘Ik kan het niet alleen. Ik heb jullie nodig.’


Aan management developers de taak om (toekomstige) managers hun eigen kleine ‘ik’ te leren kennen, er van een afstand naar te kijken, en ze de enorme potentie van hun grote ‘IK’ te laten ontdekken. Want ook grote managers en leiders kunnen het niet alleen. Juist zij niet.


(Verschenen in: Tijdschrift voor Management Development jaargang 19, nummer 1, voorjaar 2011)

woensdag, februari 09, 2011

In gesprek met Otto Scharmer (Theorie U)

Maandag 7 februari jl gaf Otto Scharmer - bekend van Theorie U, en het gelijknamige boek dat hij een jaar geleden in Amsterdam presenteerde - een Masterclass op de conferentie 'Elk kind is een belofte' van de stichting Duurzaam Leren.

Voor het NIVOZ en het kind stelde ik hem één brandende vraag: 'Wat is het beste advies dat u kunt geven aan iemand die elke dag staat voor de klas staat ?'

Hier is zijn antwoord, bescheiden, verrassend en indringend - en niet alleen relevant voor leerkrachten, maar voor iedereen die dagelijks met mensen werkt:


Otto Scharmer - De 6e conferentie Duurzaam Leren from 21/12 PRODUCTIES on Vimeo.



Dr Otto Scharmer (MIT) on learning and learning environments


Sustainable Learning Conference, February 7, 2011, Den Haag, NL

The greatest advice I can give is something I have come to learn in my own learning process: every profound process of learning is not about filling an empty barrel called ‘student’ with knowledge until it is full. The learning process is basically about igniting a flame. Igniting a flame and using that, you could almost say a sacred source, of wandering, of questioning, of aspiring to know. Of grasping something larger than just myself, to nurture that, to hold the space for that and to partner with that sacred force of learning. That flame is the deeper humanity within us, the knowledge that I already bring when I am growing up, when I am being born.

I do a lot of advanced knowledge creation and work with younger and senior leaders, institutions and organizations and what I really do... Is not just knowledge about the world, but the most important is knowledge about yourself, self knowledge. It is that dimension of knowledge, knowing who you are, as a human being, and what the difference is you want to make in the world.

In adult populations self knowledge is the most difficult to teach and yet the most important one to attend to and also the most appreciated from the side of the learners. I experience this across sectors in society and cultures all over the world. There is a deep hunger for that. I also experience that with twenty-somethings at MIT. The younger generations coming in are much more open for that deeper self knowledge than we would have been a generation ago. I think it goes deeper and deeper into the student generation that now is attending the schools.

If I have any core competence than it is being a teacher – that is what I am feeling a little comfortable to talk about, based on my own experience. So how do you operate as a teacher? Self knowledge can not be taught from outside. You can only make the learner become aware of what they already know. That’s really the essence of self knowledge and the deeper work of learning in leadership in all institutions today. Because I know a few people from the younger generations... I think what is new in this century, is that people wake up to that level of inquiry and interest and knowing, way before we used to when we grew up. I think that’s the cutting edge of learning.

So how do you attend to all these different biographies, to helping people to explore context that can help to become aware of who you really are and what is the main mechanism there? One of the main mechanisms I am using, in finding out who I really am – much is about reflecting – is by moving out into the world. By having deep emerging experiences with different 'pockets' of society – particularly the underprivileged, the voiceless, the powerless. As I connect to them I become part of the social field. That social field is opening up my deeper capacities of empathy, of feeling, of attending. It’s not just emotion – it’s how I connect to the larger social field around us. That’s the real source of entrepreneurship, of innovation, and also of cohesion in society that very often is about to break apart as we know – even here in Holland, which has always has been the role model for integration. We know it is already broken apart in other countries.

Another aspect that I am focusing on in my environments of adult learning is not only to help people to access to empathy but also to help people to open to the deeper capacities of will – the Open Will. The Open Will has to do with my hand, with the doing, with learning by doing. People across all cultures very naturally connect to this learning by doing. I think it is much more important today than it was a generation or two ago, because the learning is through doing it, not just through theoretical models. The open will also means having a deeper knowing of who you really are and the change that you want to bring about. So those are environments that if you want to create them as an educator, what you do is on the one hand you allow people to have deeper emerging experiences in society at special topics, you allow them to create experiments where they help, where they try to make a difference in society and you help them to create deeper reflective spaces.

One practice I am using myself when I work with groups or with teams is that, every evening before going to sleep, I try to put myself into the service of that community, of these people. Just to align your own attention with the purpose, helping these groups or individuals to connect with their deeper capacity of creating and of making a difference. That is what I have found useful and a little bit my own experience.

maandag, januari 31, 2011

Zonne Energie

November 1988 stond ik 's nachts bij de Berlijnse Muur. Het was koud en donker. Kale wachttorens, onneembaar en naargeestig. Er ging ineens een telefoon. Zo'n ouderwets geluid, dat iedereen nu als ringtoon heeft - maar dan vele malen indringender. Ik schrok me rot. Als iemand me toen gezegd had: 'Over een jaar staan op deze muur mensen te dansen' had ik het niet geloofd. Gaatje in je hoofd. Precies een jaar later was het zover. Genoeg kritische massa, het was niet meer te houden. Precies wat nu in Noord-Afrika gebeurd. Dat leek tot voor kort ook niet mogelijk.

De gebeurtenissen in Egypte doen me weer denken aan een artikel dat ik meer dan tien jaar geleden schreef. Door een blog van Michel Gastkemper werd ik eraan herinnerd. Niet wetenschappelijk van opzet, nauwelijks onderbouwd - intuïtief en narratief. Het verscheen zomer 2001 in Jonas magazine. Hieronder een bewerking, aangepast aan de actualiteit. Oordeel zelf over de relevantie.


Augustus 1980 stap ik samen met mijn beste kameraad op de stadstram in Boedapest. We zijn al anderhalve maand op reis door de Balkan en Oost-Europa. We horen net over de stakingen op de Poolse werven van Gdansk. Solidariteit, Lech Walesa. Ik moet onwillekeurig denken aan de Praagse Lente. Alexander Dubcek, 1968. En dan aan de opstand in het land waar we nu zijn, Hongarije, 1956. In de muren van sommige gebouwen zijn de kogelgaten nog te zien. 'Gek hè?, zeg ik in de schuddende tram tegen Maarten, die geschiedenis studeert. 'De Praagse Lente is toch twaalf jaar geleden? En de Hongaarse opstand weer twaalf jaar daarvoor?' 'Nou èn?', zegt Maarten. 'Dat is toch opmerkelijk?', roep ik boven het gepiep en geknars van de stadsboemel uit. Hij haalt z’n schouders op, kan er niets mee. Ik laat het er verder bij.

Het is Quatorze Juillet, 1989. Op de Champs Elysée kijk ik samen met duizenden anderen naar tientallen jonge Chinezen die bellend naast hun fiets lopen. De opstand op het Plein van de Hemelse Vrede is net neergeslagen. Als een (machteloos) gebaar van solidariteit zijn gevluchte studenten uitgenodigd deel te nemen aan het grandioze defilé ter viering van tweehonderd jaar Franse vrijheid, gelijkheid en broederschap. De studentendemonstraties die Frankrijk in mei ’68 verscheurden, liggen ver achter ons.

Maar die bellende studenten zijn pas het begin. De opstand in Beijing werd nog neergeslagen, maar een paar maanden later is het niet meer te houden. Er hangt iets in de lucht: spanning, opwinding. Er staat iets te gebeuren, en hoe: de Berlijnse Muur wordt met enorme hamers gesloopt. Die mokerslagen lijken het startschot voor een wereldwijde run naar de vrijheid. De Sovjet-Unie begint uit elkaar te vallen en zelfs (of juist) Michael Gorbatsjov kan niet meer stoppen wat in gang is gezet. Nelson Mandela loopt als een vorst de vrijheid tegemoet, de Apartheid wordt bij wet opgeheven.

Na de Tweede Wereldoorlog zat er voor de meeste koloniale mogendheden niets anders op dan hun overzeese gebieden langzaam maar zeker te laten gaan. Bewegingen van onderop waren niet te stuiten, meestal aangevoerd door een charismatische leider. Gandhi in India, Soekarno in wat ooit 'Ons Indië' was. Vanaf WO II is er een ritme, een cadans. Eerst ontstaat er onrust, een kleine beweging. Nog nauwelijks merkbaar of zichtbaar, maar energie begint zich samen te ballen. Dan ineens, zonder duidelijk aanwijsbare reden, laaien de vlammen op. Op hetzelfde moment gebeuren op verschillende plaatsen ineens vergelijkbare dingen. Het werkt aanstekelijk, heel snel doen velen mee. Het gaat als een lopend vuurtje. Het lijkt wel een internationale choreografie, wereldwijd vol vuur gedanst.

En het gaat met sprongen in de tijd. Midden jaren veertig: de dekolonisatie van India, Indonesië; tweede helft jaren vijftig: Hongaarse opstand, Cubaanse revolutie; eind jaren zestig: Praagse lente, studentenopstanden van mei ’68; eind jaren zeventig: Iran, Nicaragua, Polen; eind jaren tachtig/begin jaren negentig: Plein van de Hemelse Vrede, Berlijnse Muur, uiteenvallen Sovjet Unie, opheffing apartheid, Nelson Mandela vrij; en begin deze eeuw, in 2001 nine-eleven, 11 september - in het Westen een onbegrijpelijk drama, door veel moslims gevierd als een overwinning. En nu lijkt het niet meer te houden in Noord-Afrika en misschien slaat het wel over naar de hele Arabische wereld. Regimes beginnen om te vallen. De massa's voelen de macht van het getal.

Ongeveer elke tien, elf, twaalf jaar gebeurt er 'iets' dat verband houdt met losmaken, opstand, bevrijding. Het is steeds een beweging van onderaf. Machthebbers zonder gezag of legitimiteit liggen onder vuur. Mensen gaan de straat op, (een deel van) de wereld staat even in vuur en vlam. Verhitte strijd die op sympathie van velen kan rekenen: het zijn vaak idealen die aanstekelijk werken.

Sinds het midden van de negentiende eeuw weten we dat de zonneactiviteit een cyclus van ruim elf jaar kent: de zonnevlekken. Dan slaan enorme vlammen uit de zon richting aarde. De afgelopen vijftig jaar gebeurde dat midden jaren veertig, tweede helft jaren vijftig, eind jaren zestig, eind jaren zeventig, eind jaren tachtig/begin jaren negentig en in de eerste jaren van deze eeuw. En nu weer. Deze week nog in de krant en op het web: een simultane dubbele eruptie van de zon (foto boven).

Gemiddeld elke elf jaar is er verhoogde zonneactiviteit en ongeveer elke elf jaar maken we een periode van verhoogde politieke activiteit mee. 'Zomaar, ineens.' Aanstekelijk activisme, gevoed door idealen van vrijheid en onafhankelijkheid. En niet alleen het ritme van elf jaar komt overeen, ook de tijdsmomenten lopen synchroon. De politieke stormen woeden in dezelfde jaren als de zonnestormen.

maandag, januari 17, 2011

‘Zomaar’ moeilijk opvoedbaar


Een waargebeurd verhaal, niet zo lang geleden (er waren nog asbakken in het openbaar vervoer). Gehoord bij het NIVOZ, van een bekende Duitse orthopedagoog, Beate Letschert. Hoe gewone kinderen ‘zomaar’ moeilijk opvoedbare kinderen kunnen worden. Hoe het werkt.

Twee moeders staan te wachten op de metro. Ze zijn druk in gesprek. Tataratara. Ze hebben een klein meisje en een iets ouder jongetje bij zich. Die zijn allebei nog te jong om al naar school te gaan. Ze hebben geen deel aan het gesprek van de moeders. Het meisje ligt schattig in haar wagentje. Het jongetje staat er wat verloren bij.

Hij probeert de aandacht van zijn moeder te trekken. De moeder reageert kort en snel en praat weer verder met de andere moeder. Tataratara. Het jongetje vraagt weer iets en de moeder wordt nu kortaf. En gaat weer door met de andere moeder. Tataratara. De metro arriveert en al pratend stappen de moeders met hun kinderen in. Tataratara.

In de metrowagen begint het jongetje te spelen met de klep van een asbak. Klepperdeklep. De moeder zegt: Hou daar mee op. Het jongetje stopt even, en begint dan weer. Klepperdeklepperdeklep. De moeder wordt nu boos. Het jongetje houdt dan even op, en gaat weer verder. Klepperdeklepperdeklepklep.

‘En dat kind gaat straks naar school,’ besluit Beate Letschert haar verhaal. Je zult dat jongetje maar in de klas krijgen. Erger nog, je zult hem maar zijn...

Beate Letschert is weer in het land: op woensdag 16 februari 2011, 's avonds te gast bij het NIVOZ in Driebergen.

zaterdag, december 18, 2010

Geniet

vrijdag, december 17, 2010

Gratis en voor niets: complimenten scheppen ruimte voor creativiteit


Creativiteit is het belangrijkste wat je kunt ontwikkelen. Creatieve mensen weten zichzelf te redden, net als creatieve organisaties. Ze verzinnen eenvoudige oplossingen voor ingewikkelde problemen. Creativiteit staat aan de wieg van alle wetenschappelijke doorbraken en van elk marktsucces. Van ‘Eureka!’ tot het geeltje van 3M. Maar creativiteit leer je niet op school. Sterker nog, waar we als samenleving de meeste behoefte aan hebben leren we op school af. Om jaren later naar de Baak gestuurd te worden – om ‘creatief leiderschap’ te ontwikkelen. Waar mensen als ik dan weer hun brood mee verdienen. In kwaliteitstermen: allemaal reparatiekosten.


Hoe het gaat. Je komt onbevangen ter wereld. Je bent speels, onderzoekend en wilt graag leren. Je bent nog aangesloten op iets onnoembaars. Maar dat leer je snel af. Binnen de lijntjes kleuren en met je rechterhand schrijven. Lang leve de linkerhersenhelft. Die we testen met de allesbepalende Cito-toets. Jaren later zit je ineens op een creativiteitstraining. Want je organisatie moet innovatiever worden. En jij creatiever. Daar hoor je over je ont-wikkelen, je eigen bron aanboren en het spelende kind in jezelf terugvinden.

Waardering en bewondering
Nog zoiets. Vaak moet je wachten tot je afscheid om te horen wat mensen nou echt aan je waarderen. Afscheid op het werk of afscheid van het leven. Op je receptie hoor je de mooiste dingen over jezelf. Je gaat bijna uitzien naar je begrafenis of crematie! We vinden het normaal. Je doet je werk goed en dat wordt for granted genomen. Geen loftrompet, want straks ga je nog naast je schoenen lopen. Of erger, om opslag of bevordering vragen.
Of het gaat zoals mij een paar jaar geleden gebeurde. Mijn grootste opdrachtgever was ontzettend tegen me uitgevaren. Ik vond dat ik dat nergens aan had verdiend. Daarover hadden we een heftig gesprek waarin we onszelf aan elkaar durfden te laten zien. Gelukkig. Even niet de grote stoere jongens uithangen. Wat bleek? Zonder dat we het van elkaar wisten bleken we grote bewondering voor elkaar te hebben. Dat hadden we elkaar nog nooit laten weten! En na al die jaren deelden we dat – eindelijk. Complimenten over en weer. Ruzie voorbij. Letterlijk opgelost.

De Nintendo Generatie
Er is iets aardigs gaande. In 1984 kwam de eerste spelcomputer van Nintendo op de markt. In een Nintendo-spel krijgt je minstens zestig positieve bevestigingen... per minuut. Dat is minimaal elke seconde een toejuiching! Wereldwijd is inmiddels een complete generatie opgegroeid met Mario’s ‘Okey dokey!’, ‘Woohoo!’, ‘Let's a-go!’, ‘It's-a me! Mario!’ Dat is andere taal dan de generatie ervoor te horen kreeg. Die werden groot met Calimero: ‘Zij zijn groot en ik is klein, en da’s niet eerlijk, o nee...’ Met bijbehorend complex. De Nintendo-generatie komt eraan. Die leven van bevestiging. Thumps up.
Dat kan ook doorslaan. Je ziet het in sport en entertainment. De opgestoken duim na de gemiste voorzet, het elkaar toejuichen in de talentenjachten op tv. Het onaardt in kritiekloos aanmoedigen. Alles is goed, en alles is leuk. Ouders langs de sportvelden die de nare overtredingen van hun eigen kind niet zien – en het leren dat het de schuld van de scheids is. Weer een onmogelijk kind erbij. Idols-ouders die niet horen dat hun kind domweg vals zingt. Met alle gevolgen voor het kind – neergesabeld door de weinig complimenteuze maar wel deskundige jury (‘klootzakken!’). Nog een getraumatiseerd kind erbij.

Complimenten kosten niets

Het kan toch niet waar zijn dat je de mooiste dingen over jezelf pas te horen krijgt als je vertrekt? Of in een ruzie als je bijna vertrekt? Wat zou er gebeuren als het normaal wordt om elkaar te laten weten wat je in de ander het meest waardeert? Je zelfvertrouwen stijgt, net als je eigenwaarde. Je voelt je sterker en steviger. Minder onzekerheid, minder stress, minder onduidelijkheid, minder energieverlies. Je hoeft niet meer naar een coach of training om een boost te krijgen: die geef elkaar je dagelijks!
En het kost niets... Behalve aandacht. Aandacht voor iemands inzet, voor iemands betrokkenheid. Er eerlijk en oprecht aandacht aan besteden wanneer iemand iets goed doet, of het goede doet. Complimenteren. Elke keer. Elke keer? Ja, elke keer weer! En zeker bij mensen die ogenschijnlijk weinig goeds doen. Juist daarbij werkt het: de chagrijnigste muts van de afdeling, die irritante k-marokkaan met dat petje, verzuurde en gescheiden blanke vijftigers met snorren en plusglazen. Verrassingseffect. Complimenteren is niet alleen de goedkoopste maar ook de krachtigste manier om de sfeer in een organisatie duurzaam te verbeteren en kostenloos meer te presteren. Best things in life are free.
We zijn ongelofelijk terughoudend in het uitdrukken van waardering naar elkaar. Terwijl we er ondertussen zo’n grote behoefte aan hebben. Complimenteren betekent bemoedigen en bekrachtigen. Zonder soft te worden. Realistisch en eerlijk. Hoeveel bemoedigende boodschappen geven we en ontvangen we op het werk? Hoe vaak zeggen we: ‘Goed gedaan!’ of ‘Bedankt!’? Hoe vaak geven we elkaar een welgemeend compliment? Thuis gaat misschien nog wel, maar op het werk schijnt het erg lastig te zijn.

Verlegenheid

Wat let je om een compliment te maken? Verlegenheid. Hetzelfde verschijnsel dat zich voordoet wanneer je een compliment ontvangt. In de complimentenronde (zie kader) is het zowel grappig als genant wanneer mensen (veel, en vaak!) zich niet meer alle complimenten die ze hebben ontvangen ook kunnen herinneren. In een beledigingenronde zou dat niet gebeuren! Beledigingen onthouden we goed, veel te goed. Ze komen hard binnen en we slaan ze diep op. Kantoormasochisme. Complimenten zijn lastiger om bewust te horen en goed op te slaan. Misschien omdat we het gewoon niet gewend zijn. Hoe dan ook, het blijft verbazingwekkend, die verlegenheid wanneer je iets positiefs over jezelf hoort.
Wanneer je iemand een compliment geeft laat jezelf zien. Dat houdt tegen. Want wat zal die ander daarvan denken? Het maakt verlegen. Je voelt je kwetsbaar. Bovendien, een compliment komt niet zomaar op. We lijken meer (in)gericht op kritiek hebben dan een compliment geven. Kritiek is gebruikelijk, een compliment is bijzonder. In de media en de politiek zie je dat uitvergroot – met PowNed, Geen Stijl en de PVV als kampioenen. En aan kritiek is wantrouwen verbonden. Zie voor voorbeelden diezelfde media en politiek. Niemand is te vertrouwen en daarom is een compliment van een ander ook niet te vertrouwen: ‘Mot je wat van me?’ Andersom vertrouw je jezelf niet – en verdenk je jezelf van opportunisme – als je een compliment geeft: je wilt iets van die ander. Maar zoals de waard is...

Kwetsbaarheid
Complimenten geven lijkt net zo moeilijk als gewoon aardig zijn. Want wat doe je dan? Je toont je kwetsbaar. Je laat zien wat iets of iemand met je doet. Je doet je vizier omhoog, je harnas open. Met alle risico’s van dien. Tenminste, dat denk je. Maar het grootste risico dat je loopt is dat je zelf iets aardigs terughoort, dat je zelf een compliment krijgt. Ik vertelde een goede vriend dat ik de laatste tijd zoveel aardige mensen tegenkom. ‘Dat doe je zelf,’ was zijn antwoord. ‘Kwetsbaarheid is ontwapenend. Aan iemand die vriendelijk is durf je je eigen vriendelijkheid te laten zien.’

Ruimte voor creativiteit

Creativiteit vraagt om onbevangenheid en zelfvertrouwen. Die kwaliteiten groeien niet in een sfeer van angst. Wel in een sfeer van bemoediging en bekrachtiging (zie kader Hoe werken complimenten?). In een omgeving waarin geen angst is om het fout te doen en juist het goed en het goede doen wordt toegejuicht. Complimenteren schept ruimte voor creativiteit en draagt zo direct bij aan het creëren van een innovatief klimaat. Gratis en voor niets.

Hoe werken complimenten?

Complimenten halen het beste naar boven, omdat ze het beste benoemen. Een compliment maakt op een positieve manier duidelijk welk gedrag gewaardeerd wordt. Degene die het compliment ontvangt weet dat en kan uit verlangen naar die waardering dat gedrag vaker vertonen. Want gewaardeerd gedrag zet je voort, het herhaalt zich. Complimenteren is een vorm van positieve bekrachtiging. Het is het tegenovergestelde van negatieve bekrachtiging. Dan wordt er druk uitgeoefend, of er is sprake van dwang of sancties. Een voorbeeld is afgedwongen verandering. Je doet het niet uit vrije wil, of omdat je zin hebt om dat te doen. Je doet alleen maar het hoogst noodzakelijke en je houdt er ook weer zo snel mogelijk mee op. Daarom mislukken zoveel verandertrajecten. En in samenlevingen en bedrijven met een steeds hoger opleidingsniveau laten steeds minder mensen zich dwingen.
Druk en dwang komen goed beschouwd voort uit angst. Angst dat iets niet vanzelf gaat. Of niet op de gewenste manier gaat. Vaak ontstaat druk en dwang ook uit de behoefte om op korte termijn iets voor elkaar te krijgen. Of uit angst om de controle te verliezen. Dan kan het met geweld gaan. Vaak met weinig duurzaam resultaat. En soms ook tegen hoge kosten (handhaven, straffen). Druk en dwang werken ook via angst. Belonen, waarderen en complimenteren is het omgekeerde van controleren, dreigen en straffen. De aandacht gaat uit naar wat goed is, in plaats van wat niet goed gaat.
Complimenteren is een vorm van belonen. Het laat, in tegenstelling tot straffen, ruimte. In die ruimte kan creativiteit gedijen. Want voor creativiteit heb je nu eenmaal ruimte nodig. Om creatief te zijn moet je risico durven nemen: uitproberen, het fout laten gaan, overnieuw beginnen. Angst om gestraft te worden belemmert creativiteit. Maar ook gehoorzaamheid belemmert creativiteit. Want gehoorzaamheid is uiteindelijk vermijding van straf. Daarom is gehoorzaamheid, met op de achtergrond dreiging met straf, de dood in de pot.

(Verschenen in Leren in Organisaties / december 2010, met dank aan dr Marius Rietdijk)

vrijdag, december 10, 2010

HaHaHa! - Hoe Het Hoort werkt niet meer, je eigen geluid des te beter


Dit schreef ik laatst voor het Tijdschrift voor Management Development. De tijd lijkt het ingehaald te hebben: Geert Wilders is door alle gedoe en schandalen rond zijn fractiegenoten even heel stil. Zolang het duurt natuurlijk.


Ik bewonder Geert Wilders. Ik ben ook jaloers op Geert Wilders. En ik heb zelfde waarden als Geert Wilders. Zo, dat hoor je niet te zeggen. Not done. Want Geert Wilders mag dan gedogen, hij hoort er toch niet echt bij. Of beter, echt niet bij. Op zijn beurt wordt hij gedoogd door degenen die hij gedoogt. Want wat hij zegt ‘kan echt niet’ – maar mag ondertussen wel.

Wat ik bewonder in Geert Wilders? Zijn creativiteit en zijn humor, zijn onconventionele aanpak en zijn strategisch inzicht. Jaloers ben ik op zijn tomeloze energie, zijn doorzettingsvermogen en zijn ausdauer. Ook zijn pijnlijke helderheid en koele scherpte vind ik jaloers makend. En ik deel de waarden die ik proef onder zijn zorgen over mensen die niet zo goed voor zichzelf kunnen zorgen als hij en ik.

Ik lijk ook op Geert Wilders. Ik kan net zo vilein en venijnig uit de hoek komen. Naar anderen wijzen, hen de schuld geven. Zij hebben het gedaan: ‘Hullie!’ Ruzie maken met boven mij gestelden en andersdenkenden. Lekker jennen. De vermoorde onschuld spelen. Anderen bang maken, maar daar niet op aanspreekbaar zijn. Net doen of het me niks kan schelen dat een ander last van me heeft of bang voor me is.

Dit hoor ik ook niet te zeggen. Zeker niet in – bijvoorbeeld – een kennismakingsgesprek. Tenminste, als ik graag die opdracht of baan wil. Dat is niet zo handig. Want niemand wil het horen. De onuitgesproken afspraak is dat we ons zo goed mogelijk aanpassen aan Hoe het Hoort. En het spel is dat de ander – de HRM’er ! – dat dan door heeft. Want daar hebben ze voor doorgeleerd, en het vormt een deel hun bestaansrecht om ervoor te zorgen dat onconventionele doeners en denkers niet binnenkomen.

Beter doe je met het spelletje en de conventies mee. Dus je trekt je beste kleren aan, je vriendelijkste gezicht en je past je voldoende aan om de klus te krijgen of aangenomen te worden. Je doet Hoe Het Hoort. Dat hebben we allemaal van jongs af aan geleerd, dus dat is niet zo moeilijk. Want we weten dat rebelleren meestal niet zo handig is – dus passen we ons aan. En dan, na een tijdje, begint het toch te wringen; van twee kanten.

Want hoe gaat het? Je hebt je aangepast. Daar heb je aanvankelijk profijt van: je mag meedoen en je wordt gezien. Je krijgt voor elkaar wat je voor elkaar wilt krijgen. Gewoon, omdat jij het wilt. En omdat het past binnen het afgesproken kader. Ondertussen begint er toch iets te zeuren. Je komt niet tot je recht. Je kunt je ei niet kwijt; je organisatie vraagt om authenticiteit, maar die had je juist weggestopt. En dan begin jij te zeuren.

Zo deed Geert Wilders wat wel meer mensen doen. Hij wilde zich profileren. Zijn hoogst eigen verhaal vertellen. Klassiek: de zoon die ageert en te hoop loopt tegen zijn vader: ‘Schop me eruit!’ En zo geschiedde. Van Aartsen zette hem uit de fractie. Zo kon hij voor zichzelf beginnen. Een ZZP’er in de Tweede Kamer. ‘Groep Wilders’, gelijk groot denken. De rest is geschiedenis.

Hoe Het Hoort is onderhand ook geschiedenis. En waarom niet? Wat is er tegen om te zeggen wat je echt vindt? Sterker nog, leiderschap vraagt juist om out-of-the-box denken en doen. We kennen allemaal de voorbeelden van bedrijven die ten onder gingen aan ‘meer-van-hetzelfde’. MD’ers zijn daaraan vaak medeplichtig: te veel MBA’ers, te weinig dwarsdenkers, te veel mensen die weten Hoe Het Hoort en vinden dat het ook zo Moet. MD moet meer openstaan voor mensen met een eigen geluid; te beginnen met een eigen MD-geluid, want Hoe Het Hoort werkt ook in MD niet meer.

vrijdag, november 19, 2010

Schreeuw (A.L. Snijders)

A.L. Snijders heeft net de Constantijn Huygens Prijs gewonnen. Een paar keer per week stuurt hij via zijn mailinglist een ZKV rond, een Zeer Kort Verhaal - zijn zelf bedachte genre.

Deze ZKV vond ik vandaag in mijn postbus. Woedend, schrijnend, waar en actueel.




Het kan mij niets schelen dat Lucassen het doet met een ondergeschikte die het ook graag met hem doet. Dat hij een oude man bang maakt volgens de instructies uit het militaire martelboek, maakt me ziek van woede. In een stukje schreeuw ik. Het blijkt een culturele schreeuw te zijn, tegen het afschaffen van orkesten.

de dreiging

We hebben nu een volksvertegenwoordiger die kilometers op korte afstand achter een oude man loopt die zijn hond uitlaat. De oude man heeft de gewoonte op zijn route de eendjes te voeren, maar hij ziet ervan af, hij is bang dat de volksvertegenwoordiger hem in het water zal duwen, hij is bang dat hij zal verdrinken. Als hij thuis is, huilt hij. De volksvertegenwoordiger behoort bij de partij waar angst en dreiging gewaardeerde gasten zijn.
Op een koude herfstavond zien drie gezonde jongens een introverte knaap met een vioolkist staan op het station van Ruurlo – hij wacht op de trein, het is mistig. De jongens komen op hem af, ze vragen wat er in de kist zit. Iedereen weet wat er gaat gebeuren. Hij maakt de kist open, hij speelt voor ze. Als het genoeg is, zullen ze de viool vernielen. De komst van de trein redt het instrument. De gezonde Hollandse jongens gaan een mooie toekomst tegemoet, de partij wacht.

woensdag, september 08, 2010

De jeugd heeft de toekomst – gelukkig maar


Eind mei 2010, Den Haag. De partij is weer terug. Veel raadszetels gewonnen en na stevig onderhandelen met twee wethouders vertegenwoordigd in het nieuwe college van B&W. Het is een democratische partij, dus het zojuist ondertekende coalitieakkoord wordt besproken met de leden.

Een zaaltje aan een Haags grachtje, huisnummer 66. Ongeveer zoveel leden zijn er ook komen opdagen. Hun gemiddelde leeftijd is lager. Bij nadere beschouwing zijn er zijn eigenlijk twee soorten mensen aanwezig. De ene helft heeft zo te zien een gemiddelde leeftijd van zestig, de andere helft waarschijnlijk de helft daarvan, dertig. De plaatselijke voorzitter is zichtbaar blij en tevreden, net als de vers gekozen raadsleden en de nieuwe wethouders.

De leden kunnen vragen stellen. Er wordt van alles gesteld, behalve vragen. Allerlei mensen vinden van alles. Ze hebben geen vragen – ze hebben vooral klachten en kritiek, soms vermomd als een vraag. De toon is scherp, de houding formeel, de stemming wantrouwig. En geen woord van waardering, geen enkel. Ja, op het laatst, als een oud-raadslid het niet meer kan aanhoren. Die kent haar pappenheimers en weet dat de leden niet spontaan iets aardigs zullen zeggen of een compliment zullen geven. Dus doet zij het maar, ongevraagd, min of meer namens de zaal. En besluit met een sneer naar de grootste coalitiepartner. Want het blijft natuurlijk wel politiek.

Wie zijn toch degenen die deze avond vullen met hun teksten? Bijna allemaal mensen uit die ene oudere helft, de senioren. Vanuit de jongere helft komen, als gevraagd, vragen. Niet meer dan nodig, to-the-point en constructief. En ze luisteren naar het antwoord. De stemming onder deze jonge mensen is opgewekt, steunend, vertrouwend. Wat een verschil met de mensen die hun ouders zouden kunnen zijn, of zijn.

Natuurlijk, het is begrijpelijk. De ouderen hebben het allemaal al een keer meegemaakt. Een mooie winst leverde uiteindelijk niets op, ondanks alle mooie verhalen en hoge verwachtingen. Ze zijn vaak teleurgesteld in de onbalans tussen formele macht (zes raadsleden en twee wethouders, niet slecht!) en werkelijke invloed (wat heb je nou concreet bereikt in vier jaar?). Ze zijn er sceptisch van geworden, sommigen zelfs cynisch. Van goedgelovig naar ongelovig. Ze denken in termen van strijd. Je moet vechten om iets voor elkaar te krijgen. Dus ook bondjes maken met medestanders, waardoor de anderen vanzelf tegenstanders zijn. Wij en zij, voor en tegen – een overzichtelijke wereld.

De jongeren ondertussen gaan onbevangen de toekomst tegemoet. Ze zijn bereid om risico’s te lopen, fouten te maken en vertrouwen te investeren in een – in hun ogen: per definitie tijdelijke – coalitie. Voor hen is de partij een betrouwbaar netwerk waarin ze zich thuisvoelen. Hier kunnen ze hun politieke betrokkenheid uitleven. Voor muziek, sport, dance, entertainment, en, o ja, werk hebben ze weer andere ontmoetingsplekken, waar ze weer andere mensen tegenkomen. Andere mensen en daarmee andere kanten van zichzelf. Hun leven is een kaleidoscoop, de wereld is hun speeltuin. Zo leren ze zichzelf en hun eigen veelzijdigheid kennen.


Gelukkig, de jeugd heeft de toekomst.



Verschenen in: Tijdschrift voor Management Development, nr 3, najaar 2010

zondag, augustus 01, 2010

Laat gaan dat verleden, stap in de toekomst

Otto Scharmer (MIT Boston, geboren in Hamburg, Duitsland) was in het land om te vertellen over Presence en zijn Theorie U. Als mens en organisatie kun je werkelijk iets bijdragen wanneer je beschikt over een open geest, een open hart en een open wil. Wat daarbij in de weg kan zitten zijn oordelen, cynisme en angst. Zeg maar de stemmetjes in je hoofd.

Loslaten is waar het volgens hem allemaal om draait. ‘Leuk hoor, maar wat dan?’ zei het stemmetje in míjn hoofd. In de garderobe liep ik Herr Doctor zelf tegen het lijf en vroeg hem ‘Wat is nou het belangrijkste om los te laten?’ Hij keek me aandachtig aan en zei met dat grappige accent: ‘Ego... And old habits! What do you think?’ ‘I think you’re right’ zei ik, met mijn accent.

Oude gewoontes vormen de grootste belemmering om een volgende stap te maken. Naar meer openheid, eerlijkheid en duurzaamheid. Ons verleden houdt ons weg van onze toekomst. Dat verleden vertoont zich als ons ego. Onze gehechtheid aan wat we hebben en wie we denken te zijn. Het heeft ons ver gebracht – en nu zit het in de weg.

Elke volgende stap begint met loslaten. Maar je weet wat je hebt en niet wat je krijgt. Doodeng. Tegenslag of crisis kan helpen. Want dan het maakt niet meer uit, oude gewoontes blijken toch niet meer te werken. Je hoeft je niet meer groot of iets op te houden. Laat gaan die oude gewoontes. Als je op een ander niveau verder wilt.


Verschenen in: Academy Magazine, no. 15, 2010

maandag, juli 12, 2010

'Dit is gekkenwerk!' [Vakantieverhaal]


De eerste zaterdag van de voorjaarsvakantie stonden we heel vroeg op. Om naar de wintersport te gaan. Actieve ontkenning van de economische crisis. Maar de crisis die op tv was, viel niet te ontkennen: kabinetscrisis. Thuis zagen we nog even Balkenende, onderweg hoorden we Bos. Grappig genoeg was niemand verrast. Eigenlijk was het al meer dan een maand kabinetscrisis. Na het verschijnen van het rapport van de commissie-Davids was het niet meer de vraag óf maar wanneer het kabinet zou vallen. Iedereen wist het allang, maar het kabinet zelf bleef het actief ontkennen.

De middag ervoor fietste ik om een uur of vier uur over het Binnenhof. Mijn vorm van ramptoerisme. Voor de deur van Algemene Zaken stond het vol met pers. Tientallen journalisten, fotografen, cameramensen, geluidsmensen. Wat hebben we toch veel zenders. En wat hadden ze het koud. Ik vroeg een van de kleumende mensen: ‘Hoe lang sta je hier al?’ ‘Sinds tien uur vanochtend’ was het bibberende antwoord. ‘En hoe lang duurt dit nog, wat verwacht je?’ ‘Het moet zo toch wel klaar zijn, dat komt toch niet meer goed?’ Nou dat duurde dus mooi nog twaalf uur. Een half etmaal. In totaal was het kabinet zestien uur bezig met vallen. Beter, toegeven dat het eigenlijk allang gevallen was. Een paar uur later liep Wouter Bos alweer campagne te voeren. Met een dodelijk vermoeid hoofd. Mensen vonden het geweldig dat hij op de been was, in het weekend, vrijwel zonder nachtrust. Niet veel later kondigde hij zijn afscheid van de politiek aan. Om vaker thuis te kunnen zijn.


‘Dit is gekkenwerk’ riep Freule Wttewaall (spreek uit: Utewaal) van Stoetwegen ooit uit in de Kamer. Dat was eind 1970, tijdens een nachtelijk, bijzonder verwarrend debat. Partijen bestookten elkaar met moties en tegenmoties. Een katholiek kamerlid werd onwel en de protestantse freule stemde per ongeluk op de verkeerde motie. Het ging helemaal nergens meer over – en zij durfde dat te benoemen. Het maakte haar populair, bij vriend en vijand. Farce Majeur, het televisiecabaret van de vader van Clairy Polak, maakte er een liedje over. Jette Klijnsma kent het nog uit haar hoofd, bleek laatst bij De Wereld Draait Door. Maar de politiek is in 2010 nog even koddig als veertig jaar geleden. Nu zonder freule die ’s nachts een spiegel voorhoudt. De politiek is zelf cabaret geworden.

‘Die zijn gek’ was de spontane reactie van de kinderen toen ze die ochtend tegen vijven nog even de tv aanzetten. Volgens hen moet je volslagen maf zijn om tot vier uur ’s morgens te vergaderen en daar dan ook nog persconferenties over geven. Tot ’s morgens vroeg feesten, en dan nog uren chillen, natuurlijk. Maar tot de volgende ochtend praten met mensen, die je liever even niet meer wilt zien, over iets waar je het toch niet meer over eens wordt... Waar gáát het dan nog over? Gewoon, nergens over! Ja, over mensen die hun hachie proberen te redden. Ergens nog zo goed mogelijk uit tevoorschijn proberen te komen. Verzinnen hoe ze de ander de schuld kunnen geven. Eindeloos bakkeleien, en daar dan ook nog flink over doen. Deze mensen worden toch geacht ons land te leiden? Lekker voorbeeld.

Gelukkig lachen mijn kinderen zich een hoedje. Ik hoop dat ze zichzelf gaan leiden. Hun eigen leven leiden.

maandag, juni 21, 2010

Niet weer een Beetsterzwaag – crisisaanpak vraagt om een uitruil van belangen

Alleen tachtigjarigen kunnen zich een heftiger economische crisis herinneren dan we nu meemaken. Alle reden om de oude links-rechts tegenstellingen opzij te zetten en te komen met oplossingen die verbinden in plaats van verdelen. In de verkiezingscampagne leek het daar niet op. Eigenbelang was het uitgangspunt. Het bestaande werd verdedigd: hoge renteaftrek, lage huur, vroeg met pensioen, weinig studieschuld en goedkope zorg. Inspelen op de angsten van de kiezer.

Een crisis van deze omvang los je niet op met denken vanuit eenzijdig belang. Dat is hoe de crisis is ontstaan, vanuit het eigenbelang van velen. En eigen belangen zijn niet alleen de oorzaak van de huidige financiële en economische crisis, maar evengoed van de klimaatcrisis, de energiecrisis en de voedselcrisis. De balans is zoek. Het gaat nu om het herstellen van een gezond evenwicht, economisch en ecologisch.

Denken in termen van links en rechts zet de zaak nodeloos op scherp en doet de werkelijkheid geen recht. Leefden we maar in zo’n eenvoudige en overzichtelijke wereld. Kon je maar zeggen wie er gelijk heeft. Iedereen heeft gelijk, afhankelijk van zijn positie en perspectief. Niemand wil duurder uit zijn, niemand wil er op achteruit gaan. Iedereen wil meer en beter. Toch moet er ingeleverd worden – om het met z’n allen weer beter te krijgen.

De kunst is om de rekening niet eenzijdig af te wentelen. Het helpt niet om anderen de schuld te geven van de huidige crisis, te wijzen naar de overheid of de bankiers – zoals een paar jaar geleden naar de politiek. Het is niemands schuld, we hebben er allemaal aan meegedaan. Elkaar bij het zoeken van een uitweg als tegenstanders zien is verlies van tijd en energie. Begrip voor elkaars redelijke wensen en verlangens is de sleutel.

CDA, PvdA en Chisten Unie hebben bij de kabinetsformatie drie jaar geleden een wonderlijk voorbeeld gegeven. In Beetsterzwaag was het zo dat als iemand iets niet wilde het ook niet gebeurde. Als je hard genoeg ‘Au!’ riep, ging het niet door. En dan mocht de ander ook iets noemen wat hij niet wilde. Dat heette dan een compromis. Kletskoek! Dat is negatieve uitruil. Een veto op hervormingen. En ondertussen werd het steeds lastiger om te doen wat nodig is.

Bij de collegevorming in gemeenten begint iets van redelijkheid zichtbaar te worden. Brede coalities, gebaseerd op ‘Ja’ in plaats van ‘Nee’. Onderhandelingen waarin elkaar iets gegund wordt. Waar iets te winnen valt voor iedereen. Dat geeft een stevige basis. Een ander iets gunnen heeft toekomst. Ruimte geven aan ieders redelijk belang.

Bovendien, de maatschappelijke vraagstukken hangen samen. Door positief uitruilen kan er weer beweging ontstaan. Neem het wonen. Je kunt het probleem van ‘scheefwonen’ niet aanpakken als je de mensen die nu te goedkoop huren geen zicht biedt op een betaalbare koopwoning – die er nu niet zijn door de prijsopdrijvende werking van de hypotheekrenteaftrek. Je kunt pas ingrijpen in de huurmarkt als je tegelijkertijd ook de koopmarkt aanpakt, en andersom. In dit voorbeeld hebben PvdA en VVD allebei gelijk... voor de helft. We moeten voor iedereen in onze samenleving zorgen. Niet alleen voor mensen die het moeilijk hebben maar ook voor mensen die het goed doen. En je moet ook aan beide kanten aanpakken wat er niet klopt.

Eenzijdige oplossingen werken niet meer. De optelsom wel. En let wel: een ander iets gunnen gaat niet over aardig zijn. Het betekent over je eigen schaduw heenstappen. Vanuit het besef dat duurzame oplossingen nooit eenzijdig zijn en altijd een groter belang dienen. Politici die nu nog met eigen belang bezig zijn hebben het niet begrepen. Stop met die platte belangenbehartiging. Begin met groter denken, en handel daarnaar. ‘Wees niet bang.’

Bijna honderd jaar geleden – in 1917, er dreigde revolutie – werd met de Pacificatie een jarenlange tegenstelling opgelost. De sociaal-democraten gunden de christen-democraten hun bijzonder onderwijs. En de christenen accepteerden algemeen kiesrecht voor mannen, de wens van de socialisten. Ze waren in staat zichzelf te overstijgen en hun angst voor elkaar te overwinnen. Het was een vrijzinnig-democraat, Cort van der Linden, die de partijen bij elkaar bracht. Voor herhaling vatbaar.

Frank van Mil is hoofd Kenniscentrum D66, het wetenschappelijk bureau van deze partij; André Meiresonne is trainer, spreker en schrijver.


Verschenen in: Trouw / Podium, 21 juni 2010

woensdag, juni 09, 2010

Durf kiezers de waarheid te vertellen


De debatten in de verkiezingscampagne richtten zich aanvankelijk op ‘breekpunten’. Inmiddels worden er coalitievoorkeuren uitgesproken. Maar de onderliggende denkschema’s van de meeste partijen zijn nog even achterhaald en dragen niet bij aan oplossingen. Eenzijdigheid en eigenbelang zijn troef.

Wie in een koophuis woont vindt dat de huren wel omhoog kunnen. Andersom, wie in een huurhuis woont vindt dat de renteaftrek wel omlaag kan. Wie goede kansen op de arbeidsmarkt heeft vindt dat de WW wel korter kan. Maar wie vaak ziek is vindt dat het eigen risico in de zorg echt niet omhoog kan. En wie nog jong is vindt dat de AOW-leeftijd wel omhoog kan.

Maar kom niet aan individuele belangen en persoonlijke vooruitzichten! De eigen opvatting blijkt domweg afhankelijk van particulier belang en maatschappelijke positie. Heel begrijpelijk, maar onvoldoende basis voor een samenleving. De verkiezingsprogramma’s spelen op deze sentimenten in: noem vooral niets waar je potentiële kiezers aanstoot aan zouden kunnen nemen! Op de keper beschouwd is het cliëntelisme en bijna alle politieke partijen doen er aan mee.

Tijdens de voorbereiding van de verkiezingsprogramma van D66 hadden wij een wonderlijke ervaring. We spraken beslissers en bestuurders door het hele land. Bijzonder redelijke en verstandige mensen die ons graag te woord wilden staan. Ze hebben maatschappelijk overzicht en economisch inzicht. ‘Natuurlijk’ zijn er hervormingen nodig. ‘Uiteraard’ is het tijd voor verandering. ‘Vanzelfsprekend’ moet iedereen zijn steentje bijdragen. ‘Maar verwacht van mij niet dat ik dat in het openbaar zeg!’ hoorden we regelmatig ten afscheid. Dat is de stand van het land: ik weet het maar ik zeg het niet – ik ben niet gek! Nee, maar zo houden we elkaar wel voor de gek. Dan ga je bijna verlangen naar koele topambtenaren die droog verwijzen naar kale CPB-cijfers.

Een eenzijdige focus op het eigen belang is niet meer van deze tijd. Geen mens kan zonder de ander. We hebben elkaar nodig. Politici die nu nog enkel met eigen belang bezig zijn hebben het echt niet begrepen. Durf de kiezer tegen te spreken. Vooral je eigen kiezers. Soevereiniteit tonen, levert respect op. Zo kan de politiek het verloren vertrouwen terugwinnen. Zeggen hoe het is, de moed hebben om te vertellen waar het op staat – zonder iemand de schuld te geven of mensen tekort te doen. In gewoon Nederlands: mensen de waarheid zeggen door eerlijk te zijn.

Frank van Mil is hoofd Kenniscentrum D66, het wetenschappelijk bureau van deze partij; André Meiresonne is trainer, spreker en schrijver.


Verschenen in: De Volkskrant, 9 juni 2010

dinsdag, juni 01, 2010

Hoe bezorg je iemand een vervelende vakantie?


T ken ik uit mijn studententijd. Nog steeds een goeie vriend. Toen we zo oud waren als onze kinderen nu, trokken we ’s zomers door Spanje en Portugal. Met een heel stel, liftend of in een oude eend. T is een gevoelige jongen, dat zie je, dat voel je. Maar hij heeft vaak geen zin om dat te laten zien. Zeker niet op zijn werk. Hij is succesvol in zijn werk en heeft van alles gedaan. Manager, interim-manager, in dienst en zelfstandig, mede-eigenaar van een adviesbureau. Als hij iets wil dan krijgt hij het voor elkaar, linksom of rechtsom. Zo één wil je erbij hebben, zeker als het ergens is vastgelopen of een zwieper nodig is.

En nu, waar gebeurd, kort geleden. Voor het eerst sinds jaren is T weer ergens in dienst. Bij een stichting die de komende jaren enorm gaat groeien, dat staat nu al vast. De vraag naar de zorg die deze mensen bieden is groot. Het is een gevoelige omgeving, de cliënten zijn kwetsbaar. De professionals die er werken zijn sensitief. T maakte een snelle start. Binnen een half jaar had hij de plannen voor de komende jaren klaar, besproken en geaccepteerd gekregen. Het was iedereen duidelijk welke kant de organisatie op zou gaan. Groter, en nog beter. T oogstte er alom respect voor. Hij rekende op een eindejaarsgesprek vol waardering voor de door hem geboekte resultaten.

Dat eindejaarsgesprek liep iets anders dan had T gedacht. Niet omdat de plannen niet deugden. Juist wel. Niet omdat er geen draagvlak voor was. Juist wel. Het ging om T zelf. Verbaasd en verbijsterd hoorde hij aan wat de voorzitter van de stichting hem te vertellen had. Vlak voor Kerst.
Wat hij deed was goed, maar hoe hij het deed niet. Alleen resultaat is niet genoeg.
T begreep er niets van. Hoezo niet goed? Ik heb de boel op de rit gekregen! Iedereen doet mee! Ik doe wat er van me gevraagd wordt! Het loopt en het werkt! Dat klopt, maar dat is niet genoeg, was het antwoord. We missen iets.

Het werd een vervelende Kerst voor T. Hij snapte er niets van. Ik word toch betaald om dit voor elkaar te krijgen? We willen toch groeien? Dan moet er wel wat gebeuren! Daar heb ik keihard aan gewerkt. En het werkt, kijk maar! Ontregeling en verzet. Dat laatste is T ook erg goed in. Hoe hij het deed blijft een raadsel – misschien beter: een wonder – maar hij ging dwars door zijn eigen weerstand heen. Was het de sneeuw die viel en hem rustig maakte? Was het de ingetogenheid van de kerstdagen? We zullen het niet weten. Wel dat hij het opgaf en rock bottom raakte.

Daar op de bodem gebeurde het. Hij vond terug wat hij al jaren kwijt was. Iets dat hij nooit met werk geassocieerd had. Iets dat je voor thuis bewaart, wat je partner en je kinderen van je kennen. Wat je pas laat zien als je je helemaal veilig voelt, en alleen aan mensen die je volledig vertrouwt. Wat een handjevol mensen van je weten. Wat je doodeng vindt om te tonen. Waar je ongelofelijk in gekwetst kunt worden. Wat pijn kan doen. Waar je je voor kunt schamen. Wat ongemakkelijk is als anderen het zien. Wat je geleerd hebt niet te laten zien. Gevoel. Jezelf.

Toen dat tot T doordrong – beter: binnenkwam – ging het hart hard. Direct na de kerstvakantie hield hij zijn nieuwjaarsspeech. We doen dit samen. Ik wil jullie bedanken voor alle steun in het afgelopen half jaar. Ik kan dit niet alleen, ik heb jullie nodig. En ik wil er voor jullie zijn. Mensen kwamen naar hem toe, bedankten hem. Zo hadden ze het van hem nog niet gehoord. En ook niet verwacht. Sindsdien weet T niet wat hij meemaakt. Er is een goede sfeer, er wordt lekker samengewerkt, er is plezier in het werk. Zo’n ontboezeming werkt aanstekelijk.

T had, vlak voor hij mid-vijftig werd, het grote geluk iemand te treffen die eerlijk was. Die iets onmeetbaars benoemde. Die daar ook geen doekjes om wond. Iemand die durfde te zeggen wat in geen enkel competentieprofiel voor een manager of directeur staat. Jezelf niet thuislaten. Je gevoel tonen. Jezelf laten zien.

T is een held. Dat hij het aanging. Die neemt dit de rest van zijn leven mee. Die is in één Kerstvakantie vele malen effectiever geworden.
De andere held is degene die hem de spiegel voorhield. Daar is evengoed lef voor nodig. Niet alleen de resultaten beoordelen, maar ook naar de manier waarop ze behaald worden. En daardoor zorgen dat een succesvolle manager zich verder kan ontwikkelen. Zo’n begeleiding gun je iedereen.

Verschenen in: Tijdschrift voor Management Development, nr 2, zomer 2010

vrijdag, april 23, 2010

Wie zegt dat helderziendheid niet bestaat?


In NRC Handelsblad stond op 20 april 2010 een artikel van twee twee filosofen. Ze maken zich zorgen om de exploitatie door de televisie van kinderen met helderziende gaven. Niets mis mee, en misschien wel terecht. Minder terecht is dat ze zich ondertussen ook een oordeel aanmatigen over helderziendheid in het algemeen. En dat allemaal omdat er voor helderziendheid geen wetenschappelijk bewijs bestaat. Maar ja, wat heet 'bewijs'?

Boeiend, praten over zaken waar je geen verstand van hebt: het paranormale. Want dat doen Herman de Regt en Hans Dooremalen. Ze hebben letterlijk geen idee waar ze het over hebben. Vergelijk een celibatair levende priester die iets relevants denkt te kunnen melden over kwintessens van de lichamelijke liefde. Niet serieus te nemen. Tegen mensen die bovenzinnelijke ervaringen hebben zeggen ze: ‘Je gelooft in onzin, want het is niet te bewijzen.’ Door wie? Door de wetenschap. Welke wetenschap? De wetenschap kent een lange en pijnlijke historie van ontkenning van nieuwe inzichten en ontdekkingen. Albert Einstein zelf kon de logische next step van zijn eigen relativiteitstheorie niet bevatten: ‘God dobbelt niet’. De fundamentele onvoorspelbaarheid die de kwantumfysica aantoont trok hij domweg niet.

Mijn vrouw is helderziend. Als kind had ze het daar moeilijk mee. Ze zag dingen die er niet waren. Althans, volgens haar omgeving. Dat maakt een kind onzeker. Ze zag ook dingen die ooit eerder hadden plaatsgevonden. Dat verwart een kind. De onzekerheid en verwarring over haar gave heeft ze langzaam maar zeker achter zich kunnen laten. Ze heeft nu een bloeiende praktijk waarin ze mensen werkelijk helpt. Mensen met levensvragen, vaak gekoppeld aan gezondheidsklachten. Ze werkt samen met huisartsen, psychologen en therapeuten. Deze professionals zien wat er met hun patiënten en cliënten gebeurt: onbegrepen klachten verdwijnen, ze worden beter en bloeien weer op. Behandelingen van soms al jaren zijn niet meer nodig, meestal na een, soms twee consulten. Over mogelijke besparingen in de gezondheidszorg gesproken.

‘Het paranormale’ is wel een mistige wereld waarin het bijzonder lastig is om kwaliteit te onderscheiden. De Regt en Van Dooremalen gooien de boel voor het gemak op één hoop. Char, Derek Ogilvie en Uri Geller worden in één adem genoemd terwijl zij onvergelijkbaar zijn. Char heeft een goede intuïtie en verdient daar leuk geld mee. Ogilvie kan mensen echt helpen omdat hij werkelijk begaafd is. Uri Geller is een gewoon een illusionist, een top-goochelaar. Wanneer je alles wat je niet beet kunt pakken makkelijk afdoet als bijgeloof kun je ook niet meer onderscheiden. Daarmee onthoud je jezelf het zicht op een grotere werkelijkheid. En die is er wel degelijk. De kwantumfysici op Yale werken aan een model met elf dimensies. Waarvan er acht onzichtbaar zijn.

Zelf kan ik erg sceptisch zijn over ‘het paranormale’: dat is toch bijgeloof, je maakt jezelf wat wijs etc. Ik heb geleerd daar minder oordelend over te zijn. Gewoon omdat ik elke dag meemaak dat een onzichtbare dimensie aanwezig is. Dat ik die zelf niet kan waarnemen doet daar niets aan af. Ik zie gewoon wat het doet, en daar leid ik uit af dat het er is. Inderdaad, zoals wetenschappers ook redeneren. De elf dimensies van de snaartheorie kunnen ook alleen maar worden afgeleid uit berekeningen. Niemand die ze ziet. We weten inmiddels dat ze er waarschijnlijk wel zijn. Ik ‘geloof’ Robbert Dijkgraaf als hij dat vertelt. Mijn vrouw hoef ik niet te geloven. Ik zie het voor mijn eigen neus gebeuren.

Kinderen kunnen bovenzinnelijke ervaringen hebben en meer zien dan met de vijf zintuigen is waar te nemen. Een van onze kinderen vond het als kleuter leuk om de juf boos te maken. Ernaar gevraagd was zijn antwoord: ‘Dan wordt alles zo mooi rood om haar heen.’ Hij genoot gewoon van haar aura, voor hem zichtbaar op dat moment. Bij de meeste kinderen verdwijnt die manier van waarnemen als ze wat ouder worden. Er zijn ook kinderen die behoorlijk in de war kunnen raken van wat ze soms zien. Ze zien iets wat verder niemand ziet en verwarren dat met de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid. Hun omgeving ziet niet wat zij zien. De meeste kinderen wordt dan niet uitgelegd dat ze ‘helder zien’, een andere dimensie waarnemen. Het gevolg is in ieder geval verwarring, maar het leidt vaak ook eenzaamheid en sociale isolatie.

Je kunt niet voorzichtig genoeg zijn met kinderen en hun gaven. Het laatste wat je mag doen is hen exploiteren. Of het nu gaat om jonge muzikale, sportieve of helderziende talenten. Hoe dat fout kan gaan is bekend. ‘Idols-ouders’ zijn inmiddels een fenomeen. André Agassi heeft net over zijn jeugd en zijn vader geschreven. Ook met helderziende kinderen kun je niet voorzichtig genoeg zijn. Niet omdat ze in onzin geloven maar omdat het kinderen zijn. Ze hebben begripvolle begeleiding nodig. Niet van mensen die zelf geen helderziende ervaringen hebben. En al helemaal niet van mensen die bang zijn dat deze kinderen later ‘nare dingen’ gaan doen. Liefdevol respect voor hun ervaringen en die volstrekt serieus nemen lijkt me meer op zijn plaats.

maandag, april 12, 2010

Hoezo utopisch?


Hier waagt geen politieke partij zich aan...

Maar dit is wel de wereld waar ik naar verlang!


Vrijheid, gelijkheid en broederschap
Een wereld waarin mensen zich volledig kunnen ontplooien. Een wereld waarin individuele vrijheid en zorg voor elkaar samen opgaan. Een wereld waarin iedereen gelijkwaardig is en gelijke kansen heeft. Een wereld behalve vrijheid en gelijkheid ook broederschap geleefd wordt – waarin alle drie van even veel waarde zijn en ook niet zonder elkaar kunnen. Een wereld waarin iedereen tot zijn recht komt.

Individuele talenten en kwaliteiten
Een wereld waarin het unieke van ieder mens tot uitdrukking kan komen. Een wereld waarin elk kind met plezier naar school gaat. Niet alleen om te leren, maar ook en vooral om zich te ontwikkelen. Een wereld met scholen waarin volop aandacht is voor de individuele talenten en kwaliteiten van elk afzonderlijk kind. Scholen waar het fijn is om te zijn – in de wetenschap dat het met dat leren dan ook wel goed komt.

Duurzaam
Een wereld waarin economie en ecologie geen meer tegenstelling zijn maar juist een twee-eenheid vormen. Een wereld waarin duurzaamheid uitgangspunt is en hergebruik de standaard. Een wereld zonder uitbuiting van mensen, zonder mishandelen van dieren en zonder uitputting van de aarde.

Hergebruik

Een wereld waarin we onze grondstoffen niet opgebruiken maar hergebruiken. Een wereld waarin verspilling niet meer bestaat. Een wereld waarin respect voor het leven op aarde centraal staat.

Bescherming
Een wereld waarin iedereen zich verantwoordelijk voelt voor wat kwetsbaar is en bescherming behoeft. Een wereld waarin natuur en cultuur gekoesterd worden. Een wereld waarin al het kwetsbare als vanzelfsprekend beschermd wordt.

Meetellen en meedoen

Een wereld waarin je niet bang bent voor elkaar omdat de ander een andere kleur, seksuele voorkeur of geloof heeft. Een wereld waarin we naast elkaar leven maar niet langs elkaar. Een wereld waarin iedereen mee kan doen en iedereen meetelt.

Emancipatie, ontwikkeling en ontplooiing
Een wereld waarin machtelozen en onderdrukten zich kunnen emanciperen, ontwikkelen en ontplooien. Een wereld waarin vrouwen en armen zich niet minderwaardig voelen vanwege hun geslacht en economische positie.

Veilig
Een wereld waarin anderen niet de schuld krijgen als iets niet goed gaat. Een wereld waarin niet direct gewezen wordt naar de overheid als iets niet goed gaat. Een wereld waarin een minderheid niet bang hoeft te zijn om zomaar ergens de schuld van te krijgen. Een veilige wereld, voor iedereen. Ook als je niet bij een meerderheid hoort.

Waardering en steun

Een wereld waarin eerlijke verhoudingen zijn. Een wereld zonder economische uitbuiting, sociale uitsluiting of politieke onderdrukking. Een wereld zonder machtsmisbruik, economisch, sociaal of politiek. Een wereld waarin je elkaar waardeert en steunt.

Op eigen benen
Een wereld waarin zoveel mogelijk mensen op eigen benen staan. Een wereld waarin je doet wat je kunt en niet verwacht dat een ander het voor je doet. Een wereld waarin je je verantwoordelijk voelt voor je eigen leven en ontwikkeling.

Zorg voor jezelf, zorg voor elkaar

Een wereld waarin iedereen goed voor zichzelf zorgt, en goed voor de ander. Een wereld waarin, als er iets moet gebeuren, de eerste gedachte is: Wat kan ik zelf doen? Vervolgens: Wat ik voor jou doen? En dan pas: Kan iemand iets voor mij doen?

Uitdagend en bevredigend werk
Een wereld waarin je werk doet waar goed in bent en plezier in hebt. Een wereld waarin je jezelf uitdaagt en uitgedaagd wordt. Een wereld waarin volop bevrediging haalt uit je werk omdat je jezelf erin kwijt kunt.

Waarde toevoegen
Een wereld waarin je inkomen een afspiegeling is van de waarde die je toevoegt. Een wereld waarin je aanvankelijk steeds meer gaat verdienen en vervolgens waarschijnlijk weer wat minder. Een wereld waarin je inkomen meebeweegt met je productiviteit en meerwaarde – met een basisinkomen als ondergarantie.

Wonen op maat

Een wereld waarin je kunt wonen zoals het je past: groter of kleiner, in de drukte of in de luwte, met of zonder kinderen, alleen of samen. Een wereld waarin alle
woonruimte en vierkante meters benut worden en geen vastgoed leegstaat terwijl mensen woonruimte zoeken.

Wonen en zorg
Een wereld waarin gemeenschappen van gelijkgestemden samen hun wonen en hun zorg organiseren, op hun eigen manier, niemand lastig vallend en door de overheid niet in de weg gelopen.

Overheid op de achtergrond
Een wereld waarin de overheid alleen maar doet wat mensen zelf niet kunnen of waar ze met elkaar niet uitkomen. Een wereld waarin de overheid uit zichzelf op de achtergrond blijft en alleen iets doet als het niet anders kan.

Is dit Utopia? Is dit onwerkelijk? Is dit onzin? Wie weet. Toch lijkt het me de moeite waard om naar te streven. Morgen zal het nog niet voor elkaar zijn. Overmorgen ook nog niet. Maar we kunnen er wel vandaag mee beginnen.

Vanavond maar eens geen vlees eten. Morgen maar eens de was ophangen in plaats van in de droger stoppen. Overmorgen maar eens met de trein. En de hele week iedereen in de straat gedag zeggen. En niet voordringen in de rij.

En me niet druk maken over politici. Gewoon zelf doen. En niet zeuren.

maandag, maart 15, 2010

Wat ben ik blij dat ik in een rechtstaat leef!


‘De PVV zal tot het uiterste gaan om de komst van nieuwe moskeeën tegen te houden, al gaat het op grond van brandveiligheid. We zullen creatief zijn om de komst van nieuwe moskeeën tegen te gaan.’

- PVV-lijsttrekker Sietse Fritsma bij Pauw en Witteman, 23 februari 2010

Bekijk hier het fragment (vanaf 05:00)

Wat ben ik blij dat ik in een rechtsstaat leef! Die nu wel verdedigen tegen mensen die echt geen idee hebben wat vrijheid van godsdienst (en vereniging) betekent. Die zichzelf wel vindingrijk vinden als ze de regels oneigenlijk gebruiken (is, in gewoon Nederlands, misbruiken).

Daarom hebben we een grondwet: om te voorkomen dat de helft plus een zich niets aantrekt van een minderheid. Omdat er altijd weer mensen zijn die denken dat democratie betekent dat de meerderheid het voor het zeggen heeft.

Door dit soort uitspraken begrijp ik ook ineens beter waarom de PVV zich regelmatig zo opwindt over rechterlijke uitspraken: als het niet in ons straatje past keren we ons gewoon tegen de rechter....

[Een bewerking van dit blogje verscheen 8 april 2010 in dagblad Trouw in de rubriek denktank]

vrijdag, maart 12, 2010

Lang leve Wilders! (Over het nut van nadenken)

Hilbrand Nawijn, minister in Balkenende I en later vooral bekend als jumpstyler en het televisieprogramma So you wanna be a popstar, hield in 2002 in de Nieuwe Revu een pleidooi voor het invoeren van de doodstraf. Het leidde behalve tot een politieke rel ook tot een magistraal betoog van Piet Hein Donner over de doodstraf. Hij zette als minister van Justitie in de Tweede Kamer nog eens uiteen waarom wij in dit land daar niet meer aan doen. Voor wie het nog niet goed wist, of het misschien vergeten was. His finest hour. Het ging ergens over. Beschaving, om precies te zijn. En menselijkheid. Dankzij de onwijze Nawijn kon Donner zijn wijsheid delen.

De afgelopen tien jaar is veel ter discussie gesteld. Zelfs de WRR doet inmiddels opgewekt mee (‘Hoezo 0,7 procent BBP voor ontwikkelingshulp?’). Pim Fortuyn was de eerste die openlijk en voluit politiek incorrect durfde te zijn. Kampioen heilige huisjes omverschoppen. Inmiddels zijn we (volgens de peilingen en naar eigen zeggen) een paar potentiële minister-presidenten verder. Na Rita Verdonk is Geert Wilders aan de bal. Genieten! Want elk politiek taboe is inmiddels bespreekbaar. En aangemoedigd door de volksmenners doet het publiek lustig mee. Luister bij de NCRV naar Stand.nl. Niet te geloven wat je daar soms hoort.

Niets is meer heilig en geen taboe blijft ongenoemd. Gelukkig maar, want taboes zijn ongezond. Taboes zorgen ervoor dat zaken die wel degelijk bestaan niet besproken worden. Iets is er wel, maar mag er niet zijn. Er iets over zeggen is niet ‘hoe het hoort’. Zo’n ‘kan niet, mag niet’ is een onvolwassen houding. Als je wilt dat mensen zich volwassen gedragen moet je ook accepteren dat ze soms ongelofelijke dingen zeggen. En ere wie ere toekomt, het zijn de PVV’ers die nu allerlei – vooral progressieve – opvattingen en verworvenheden ter discussie durven te stellen. Het nut en de waarde van wat ooit ter verheffing van het volk werd ingevoerd wordt nu door datzelfde volk openlijk betwijfeld. Dat komt natuurlijk omdat de verheffing nog niet voltooid is, hoor je de volksverheffers (tegenwoordig met inbegrip van Mark Rutte) al zeggen. De elite blijft nu eenmaal elitair denken. En is nu aan zet.

De opkomst van Wilders daagt iedereen die zichzelf weldenkend vindt uit om goeddoordacht en welbespraakt te formuleren wat werkelijk van waarde is. Wat in onze maatschappij fundamentele waarden zijn. Wat bescherming nodig heeft omdat het kwetsbaar is, en wat juist op eigen benen kan staan. Waarom ‘Alles van waarde is weerloos’ weer actueel is, en waarom weerloze waarde bescherming behoeft. Waarom onderwijs meer is dan domme kennisoverdracht. Wat de waarde van cultuur is, en de onzichtbare werking ervan. Waarom natuur van levensbelang is, ook al ben je geen natuurliefhebber. Waarom er altijd democratische controle nodig is, juist van politieke bewegingen, financiële conglomeraten en zakelijke machtsbolwerken. Waarom we nooit meer willen meemaken dat mensen niet mee mogen doen en worden uitgestoten omdat ze tot een minderheid behoren.Wat de politieke vertaling van beschaving is. Wat de menselijke waardigheid zoal omvat.

Dus Geert bedankt! Je dwingt om na te denken over de fundamenten van onze beschaving. Je dwingt om op te komen voor de alles wat weerloos en kwetsbaar is. Dank voor al deze kansen voor open doel.

Deze column verscheen op d66.nl.

dinsdag, maart 09, 2010

Wat een armoe! Over het nut van geestelijke rijkdom


Suzanne Jansen vertelt in Het pauperparadijs hoe zij de eerste van het gezin is die naar het VWO gaat. Niet omdat haar vier oudere zussen dommer zijn dan zij. Dat niet, maar die kregen van hun lagere school een mavo-advies. Vanwege hun afkomst, een arm gezin. Wat nu immigrantenkinderen overkomt. Gelukkig voor haar is daar (‘Nieuw!’) de Cito-toets. Ze grijpt haar kans en kan dankzij een hogere opleiding ontsnappen uit de historische armoedefuik van haar familie. Onderwijs als sleutel naar ontplooiing en ontwikkeling, materieel en immaterieel. Naar een rijker bestaan, naar vrijheid en beschaving.

Armoede gaat meestal over geld. En waar de armoedegrens dan ligt. Beleving van armoede heeft natuurlijk alles met het prijspeil te maken, maar ook met wie je optrekt. Met een Nederlandse bijstandsuitkering ben je in de sloppen van Nairobi miljonair en tussen de Mabels en de Friso’s op Notting Hill een zwerver. Maar daar zit ook veel armoede. Andere armoede. Geen verborgen armoede – zoals in de ‘jambuurt’: zo’n duur huis dat je alleen nog maar geld hebt voor brood met jam – maar geestelijke armoede. Vanwege een louter materieel perspectief. Groot, groter, grootst.

Jaren geleden was ik een week in een klooster. Ik werd er hartelijk ontvangen door de gastenpater. Hij zoende me spontaan ten welkom. Over gastvrijheid gesproken, kom er maar eens om in een hotel. Ik was daar om stil te worden. Dat lukte, want je mocht er niet praten, behalve onder de afwas. Ik wilde dichter bij mezelf komen, want ik was mezelf behoorlijk kwijt geraakt in een doorgaande opstapeling van ambitie en carrière. Noem het ego, of materialisme – of een dodelijke combi ervan. Ik ervoer grote rijkdom om me heen. Geestelijke rijkdom. Diepe bevrediging vanuit immateriële waarden. De eenvoud van het leven. Het toe kunnen met weinig. De rust, de overgave. Om jaloers op te worden. Hetzelfde gebeurde me later in en rond de Omayaden moskee van Damascus. Of in gesprek met de uitvinder van het ZKV, het Zeer Korte Verhaal, de schrijver A.L. Snijders – de belezenheid zelve, overtuigd atheïst en de materie ontstegen.

Het gedrag van onze topbankiers laat zien dat een hogere opleiding wel leidt tot een hoger inkomen maar niet noodzakelijkerwijs tot meer beschaving. ‘Behaalde resultaten in het verleden bieden geen garantie voor de toekomst.’ Het is gênant en hilarisch tegelijk om je te realiseren dat twee volwassen, uitzonderlijk goed opgeleide en buitengewoon intelligente mensen als Rijkman Groenink en Wilco Jiskoot ieder een bonus opstrijken die bij elkaar opgeteld hoger is dan de opbrengst van de nationale inzamelingsaktie voor Haïti! Wat een armoe. Wie zijn hier de paupers? ‘Een zeker gevoel van woestheid’ roept dat zeker op. Ik hoop vooral bij de kansarmen. Ik kan me helemaal voorstellen dat mensen uit pure onmacht en frustratie extreem-rechts stemmen. Want die geblondeerde Indo uit Venlo is tenminste ook boos op de machthebbers.

De kiezersopstand die nu bijna tien jaar gaande is hebben we aan onszelf te danken. Het is een reactie van de machtelozen op het onmaatschappelijk gedrag van de machtigen – de nieuwe asocialen, verstopt achter hoge hekken. Adel verplicht? Nog nooit van gehoord! De nieuwe elite vertoont een pijnlijk gebrek aan beschaving, veroorzaakt door een eenzijdige focus op GSM: Geld, Status, Macht. Verwerven van geestelijke rijkdom, dat zou nog eens armoedebestrijding zijn. In ieder geval een begin.

Deze column verscheen in idee, tijdschrift van het Kenniscentrum D66.

Twitter Delicious Facebook Digg Stumbleupon Favorites More