In NRC Handelsblad stond op 20 april 2010 een artikel van twee twee filosofen. Ze maken zich zorgen om de exploitatie door de televisie van kinderen met helderziende gaven. Niets mis mee, en misschien wel terecht. Minder terecht is dat ze zich ondertussen ook een oordeel aanmatigen over helderziendheid in het algemeen. En dat allemaal omdat er voor helderziendheid geen wetenschappelijk bewijs bestaat. Maar ja, wat heet 'bewijs'?
Boeiend, praten over zaken waar je geen verstand van hebt: het paranormale. Want dat doen Herman de Regt en Hans Dooremalen. Ze hebben letterlijk geen idee waar ze het over hebben. Vergelijk een celibatair levende priester die iets relevants denkt te kunnen melden over kwintessens van de lichamelijke liefde. Niet serieus te nemen. Tegen mensen die bovenzinnelijke ervaringen hebben zeggen ze: ‘Je gelooft in onzin, want het is niet te bewijzen.’ Door wie? Door de wetenschap. Welke wetenschap? De wetenschap kent een lange en pijnlijke historie van ontkenning van nieuwe inzichten en ontdekkingen. Albert Einstein zelf kon de logische next step van zijn eigen relativiteitstheorie niet bevatten: ‘God dobbelt niet’. De fundamentele onvoorspelbaarheid die de kwantumfysica aantoont trok hij domweg niet.
Mijn vrouw is helderziend. Als kind had ze het daar moeilijk mee. Ze zag dingen die er niet waren. Althans, volgens haar omgeving. Dat maakt een kind onzeker. Ze zag ook dingen die ooit eerder hadden plaatsgevonden. Dat verwart een kind. De onzekerheid en verwarring over haar gave heeft ze langzaam maar zeker achter zich kunnen laten. Ze heeft nu een bloeiende praktijk waarin ze mensen werkelijk helpt. Mensen met levensvragen, vaak gekoppeld aan gezondheidsklachten. Ze werkt samen met huisartsen, psychologen en therapeuten. Deze professionals zien wat er met hun patiënten en cliënten gebeurt: onbegrepen klachten verdwijnen, ze worden beter en bloeien weer op. Behandelingen van soms al jaren zijn niet meer nodig, meestal na een, soms twee consulten. Over mogelijke besparingen in de gezondheidszorg gesproken.
‘Het paranormale’ is wel een mistige wereld waarin het bijzonder lastig is om kwaliteit te onderscheiden. De Regt en Van Dooremalen gooien de boel voor het gemak op één hoop. Char, Derek Ogilvie en Uri Geller worden in één adem genoemd terwijl zij onvergelijkbaar zijn. Char heeft een goede intuïtie en verdient daar leuk geld mee. Ogilvie kan mensen echt helpen omdat hij werkelijk begaafd is. Uri Geller is een gewoon een illusionist, een top-goochelaar. Wanneer je alles wat je niet beet kunt pakken makkelijk afdoet als bijgeloof kun je ook niet meer onderscheiden. Daarmee onthoud je jezelf het zicht op een grotere werkelijkheid. En die is er wel degelijk. De kwantumfysici op Yale werken aan een model met elf dimensies. Waarvan er acht onzichtbaar zijn.
Zelf kan ik erg sceptisch zijn over ‘het paranormale’: dat is toch bijgeloof, je maakt jezelf wat wijs etc. Ik heb geleerd daar minder oordelend over te zijn. Gewoon omdat ik elke dag meemaak dat een onzichtbare dimensie aanwezig is. Dat ik die zelf niet kan waarnemen doet daar niets aan af. Ik zie gewoon wat het doet, en daar leid ik uit af dat het er is. Inderdaad, zoals wetenschappers ook redeneren. De elf dimensies van de snaartheorie kunnen ook alleen maar worden afgeleid uit berekeningen. Niemand die ze ziet. We weten inmiddels dat ze er waarschijnlijk wel zijn. Ik ‘geloof’ Robbert Dijkgraaf als hij dat vertelt. Mijn vrouw hoef ik niet te geloven. Ik zie het voor mijn eigen neus gebeuren.
Kinderen kunnen bovenzinnelijke ervaringen hebben en meer zien dan met de vijf zintuigen is waar te nemen. Een van onze kinderen vond het als kleuter leuk om de juf boos te maken. Ernaar gevraagd was zijn antwoord: ‘Dan wordt alles zo mooi rood om haar heen.’ Hij genoot gewoon van haar aura, voor hem zichtbaar op dat moment. Bij de meeste kinderen verdwijnt die manier van waarnemen als ze wat ouder worden. Er zijn ook kinderen die behoorlijk in de war kunnen raken van wat ze soms zien. Ze zien iets wat verder niemand ziet en verwarren dat met de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid. Hun omgeving ziet niet wat zij zien. De meeste kinderen wordt dan niet uitgelegd dat ze ‘helder zien’, een andere dimensie waarnemen. Het gevolg is in ieder geval verwarring, maar het leidt vaak ook eenzaamheid en sociale isolatie.
Je kunt niet voorzichtig genoeg zijn met kinderen en hun gaven. Het laatste wat je mag doen is hen exploiteren. Of het nu gaat om jonge muzikale, sportieve of helderziende talenten. Hoe dat fout kan gaan is bekend. ‘Idols-ouders’ zijn inmiddels een fenomeen. André Agassi heeft net over zijn jeugd en zijn vader geschreven. Ook met helderziende kinderen kun je niet voorzichtig genoeg zijn. Niet omdat ze in onzin geloven maar omdat het kinderen zijn. Ze hebben begripvolle begeleiding nodig. Niet van mensen die zelf geen helderziende ervaringen hebben. En al helemaal niet van mensen die bang zijn dat deze kinderen later ‘nare dingen’ gaan doen. Liefdevol respect voor hun ervaringen en die volstrekt serieus nemen lijkt me meer op zijn plaats.
2 reacties:
Mijn dank voor de inspiratie. Ik was al eerder getipt over het stuk in de NRC maar het ontbrak me aan tijd.
http://www.kovandijkvertelt.nl/2010/04/alles-mag-als-het-maar-kijkcijfers-scoort/
hoi,
Ik ben een meisje van 11 jaar en ik voel heel veel dingen aan .
Mijn mama houd het niet tegen omdat ze hetzelfde heeft als mij .
Ik wil allen maar even zeggen dat het wel echt bestaat .
Groetjes een meisje
Een reactie posten