Aanmoediging. Ik kan er niet genoeg krijgen. Ik
heb er niet genoeg van gehad. En heb het nog steeds nodig. Maar inmiddels ben
ik geen kind meer. En toch voel ik nog die behoefte om aangemoedigd te worden.
Ik kan me doodalleen en verschrikkelijk onzeker voelen als het niet gebeurt. Of
boos en teleurgesteld, niet gezien of in de steek gelaten. Maar dat gaat me
niet helpen en ik word er geen leuker mens van. Mensen kunnen me zelfs mijden
als ze voelen dat ik teveel aandacht van ze wil.
Wat mij helpt is mezelf aanmoedigen. Alsof ik het
tegen een kind hebt. Mijn eigen kind. Dat klinkt misschien raar. En het voelt
in het begin ook raar als ik hardop tegen mezelf zeg: ‘Dat doe je goed André!’
Maar ik hou het nu al een tijd vol en ik ga het vanzelf meer doen. Want tegen
mezelf praten werkt. Mijn eigen naam horen doet me goed. Ik wacht niet meer op
een ander om te krijgen wat goed voor me is. Ik geef het aan mezelf. Moedig
mezelf aan. En ik merk dat ik vanzelf ook anderen ga aanmoedigen. En dat doet
niet alleen die ander, maar ook mij ook weer goed.