Kun je het verdragen? Dat het leven
onbegrijpelijk is? En zich niet laat regelen? Dat het leven je overkomt? Dat er
grotere machten in het spel zijn dan je ooit zult kunnen bevatten? En dat je
niet veel anders kan doen dan omgaan met wat zich aandient? Aan het eind van je
leven kun je er misschien iets van begrijpen. En zien dat het goed is. Of niet
eens goed is, maar is. Dat het leven gelopen is zoals het gelopen is. Dat je
gedaan hebt wat je gedaan hebt. Op jouw manier. En dat willen sturen en regelen
heel menselijk is, maar vaak niet lukt. Omdat het leven zijn eigen loop heeft.
Je gaat er niet over. Niet over je eigen leven, en niet over andermans leven.
Aan het eind van je leven ontdek je de betrekkelijkheid ervan. Die ervaar je
dan aan den lijve. Letterlijk. Ik maakte het mee met mijn zieke vader. ‘Alles is
zo betrekkelijk,’ zei hij steeds. Het laatste dat ik van hem verwachtte. ‘Je
begint steeds meer op Prediker te lijken pa,’ zei ik. Hij moest lachen. Hij
begreep welk bijbelwoord ik bedoelde: ‘Een en al vluchtigheid, zegt Prediker,
een en al vluchtigheid, alles is even vluchtig.’* Wat een rust. Wat een
overgave. Daar verlang ik ook naar. Of moet je daar eerst voor doodgaan?
*) Voor de liefhebber: Prediker 1, vers 2.