Ik geloof het niet meer. Ik geloof niet meer wat mensen zeggen. Ook niet wat ik zelf zeg. Ik hoor zoveel onzin. Ook van mezelf. Mooie verhalen, kletsverhalen. ‘Hoe gaat het met je?’ ‘Goed!’ En nog erger: ‘Alles goed?!’ ‘Ja!’ Kan niet waar zijn!
Waarom willen we elkaar zo graag laten geloven dat het goed gaat? En niet alleen de ander, om te beginnen onszelf. Waarom wil ik mezelf iets wijsmaken? Omdat ik denk dat ik het niet aan kan wanneer ik toegeef (daar gaat ie al!) dat er iets niet goed gaat. Want dan doe ik iets niet goed. Sterker nog, dan ben ik niet goed. Schaamte. Daarom moet ik het goed doen. Ik mag geen fouten maken. En als er iets niet goed gaat, denk ik ook nog dat ik het allemaal moet oplossen. Mijn eigen problemen, en andermans problemen. Want het is mijn schuld. Het komt allemaal door mij. Magisch denken, als een kind. En zeker in werksituaties kom ik daar zo maar in terecht. Pure regressie... En ik ben niet de enige.
Welke mensen vinden we wijs? Mensen die uitgewogen zijn, in balans, begripvol, niet oordelend, toegankelijk, relativerend. Hoe komt het dat ze zo zijn? Ze zijn het geworden. Meestal door levenservaring. Wijze mensen hebben wat meegemaakt. Het leven aan den lijve ondervonden. Wijsheid ontstaat door levenservaring. Door te erkennen, al of niet noodgedwongen, dat het leven geen lolletje is. Want het leven is niet leuk... Het leven kan mooi zijn. En rijk. Maar leuk? Wie heeft ons toch ooit verteld dat het leven leuk zou zijn? Waar staat dat? ‘Leuk’ is toch veel te plat voor zoiets bijzonders als het leven? Al kom je daar meestal pas achter als je echt iets hebt meegemaakt. Ontslag, scheiding. Geboorte, ziekte, overlijden. Tegenslag en verlies – wat je juist dankbaar kan maken voor het leven.
Ontkennen van tegenslag – beter, het ontkennen van de werkelijkheid, waar tegenslag onlosmakelijk aan verbonden is – is een garantie om onwijs te blijven. Blijven hangen in weerstand kost heel veel energie en levert evenmin wijsheid op. Je overleeft. Maar... of je leeft? Eigenlijk vecht je tegen het leven. En tegelijkertijd, niets is zo lastig als je voluit overgeven aan het leven. En gek genoeg begint voluit leven met de erkenning dat je op een dag oud bent, ziek wordt, en dood gaat. En dat laatste soms al voor je oud bent. En dat geldt ook voor iedereen om je heen. Iedereen wordt oud, ziek en gaat dood.
Als je die werkelijkheid van het verval onder ogen kunt zien, misschien beter: durft, te zien, is het makkelijker om te zeggen hoe het is. Hoe het echt met je gaat. Vertellen waar je mee zit. Van binnen. Niet de klaagverhalen. Niet het leunen en steunen. Nee, je werkelijke zorgen. Niets is zo lastig als zeggen: ‘Ik zit ergens mee.’ We hebben blijkbaar geleerd dat we het allemaal zelf moeten kunnen, onze eigen zaakjes oplossen. Een ander daar niet mee lastig vallen. Zo lopen we onszelf groot te houden, en ons succesverhaal overeind te houden. Om onszelf vooral maar niet te laten kennen. Letterlijk. Met mij alles goed! Met mij niets aan de hand!
Terwijl het precies andersom blijkt te zijn. Als je oprecht zegt: ‘Ik zit ergens mee. Ik weet het even niet. Wil je me helpen?’ staan de hulptroepen meestal klaar. De meeste mensen willen elkaar helpen. Sterker nog, een ander helpen doet goed. Je voelt je er goed door. En het doet de relatie goed. Als je ooit een ander hielp en zelf geholpen bent op een moment dat je het echt niet meer wist, dan heugt je dat. Dat blijft je bij, dat draag je met je mee. Je hebt samen iets meegemaakt. Het echte leven. Waarin je je niet groot hoeft te houden. En ophoudt met iets ophouden.
Verschenen in Tijdschrift voor Management Development zomer 2012