Wees eerlijk. Veel van wat je doet
doe je om een ander blij te maken. Dat is mensen eigen. We zijn sociale wezens.
We kunnen niet zonder anderen. We hebben anderen nodig om aandacht en liefde
van te ontvangen. En om aandacht en liefde aan te kunnen schenken. En van dat
schenken worden we misschien nog wel blijer dan van ontvangen. We zijn
ingericht op omgaan met andere mensen, om ons met anderen te verhouden. We
moeten wel. Want niemand kan het alleen, we hebben elkaar nodig. Maar we kunnen
er ook in doorschieten. Teveel op die ander gericht raken. En daar onszelf in
verliezen, onszelf in kwijt raken. Je wordt er onzeker van. Want je raakt
afhankelijk van andermans aandacht en waardering. Je zoekt je voeding buiten
je. Je vraagt om aandacht en bevestiging van je omgeving. En vaak krijg je die
dan juist niet. Want het is niet leuk om iets te geven aan mensen die smeken en
smachten. De ander voelt zich er ongemakkelijk door, omdat de relatie dan niet
in balans is. Of gaat je zelfs gebruiken, vanwege je aanhankelijkheid, of
erger, afhankelijkheid. De doorgang is jezelf gaan voeden. Je innerlijke
voeding aanboren. Leren houden van jezelf. Gaan genieten van je leven. Blij
zijn dat je leeft. Je eigen bron aanboren. Die bron stroomde ooit. In je
kindertijd. Daar is de sleutel naar een gelukkiger leven te vinden. Wat
vervulde je toen? Waar kon je helemaal in opgaan? Vaak spelend in je
eentje? Als de wereld om je heen
verdween? Die sleutel heb je nog steeds bij je. Je kunt altijd terug naar je
bron. Door je af te vragen: ‘Waar word ik nou echt blij van?’.