Je komt alleen, en je gaat alleen.
Een waarheid als een koe. Het klinkt zo ‘alleen’. Maar ben je alleen? Of kun je
met jezelf zijn? En wie is dan ‘jezelf’? Wat helpt is een onderscheid te gaan
maken tussen je ‘kleine ik’ en je ‘grotere zelf’. Je kleine, dagelijkse zelf
ken je wel. Die is dit nu aan het lezen en vindt daar iets van. Die kan blij
zijn en zich zorgen maken, is soms boos en dan weer opgelucht. Je grotere, eeuwige
zelf is minder bekend, meer op de achtergrond. Die bracht je misschien op het
idee om dit te gaan lezen. Die oordeelt niet en is stil aanwezig. Daar kun je
bij terecht als je even het niet meer weet, en goede raad nodig hebt.
Inderdaad, als een goede vriend, door en door betrouwbaar, die er altijd voor
je is. Dat ‘grotere zelf’, die kan – en wil! – je beste vriend zijn.
Vriendschap met je ‘grotere zelf’ zorgt ervoor dat ‘alleen’ zijn een andere
klank krijgt. Alleen zijn is dan thuis zijn. Thuis bij jezelf. Met wie je in
wezen bent. Je eigen beste vriend.