We hebben allemaal pijn. En we hebben allemaal
verdriet. Het is niet anders. Het hoort bij het leven. Op een dag kom je
erachter dat weglachen niet meer helpt. Of hard werken. Of verdoven. Allemaal
vormen van ontkenning. Manieren die je jezelf hebt aangeleerd om verder te
kunnen met je leven. Meestal na een ontregeling. Tegenslag. Er gaat iets niet
goed. Je krijgt niet wat je hoopt, waar je op rekent dat gaat niet door.
Vroeger thuis, of op school. Nu in je relatie, of op je werk. Iets met kinderen
en familie. Er gebeurt iets onverwachts met een grote impact. Niet fit, geen
werk, of je relatie gaat over. Ziekte of dood, misschien heel dichtbij. Het
ontregelt jou, het ontregelt je leven.
Wat het ook is, de vraag is: hoe ga ik ermee om?
Vaak is je reactie: doorgaan. Een kwestie van overleven. Je neemt je niet de
tijd om wat er gebeurd is te verstouwen en te verteren. Geen tijd voor verdriet.
Je wilt ervan weg, je wilt verder. Begrijpelijk, maar niet handig. Want je verdriet
slaat zich op, in jou. Zonder dat je het in de gaten hebt zitten die tranen
daar ergens. En ben je – helemaal
onbewust – bezig om ze daar te houden. Je wilt er niet meer aan denken, dat
stuwmeer vol tranen. Maar ondertussen bepaalt het je wel – meer dan je in de
gaten hebt.
Zo is veel onderhuidse spanning te verklaren. Je
wordt er moe en boos van om die tranen tegen te houden. Je kunt er zelfs ziek
van worden. Je gedrag kan je er een aanwijzing voor geven. Je bent luidruchtig of
weglachend, klagend of afgesloten – allemaal vormen van tegenhouden. Als je dat
gedrag kunt herkennen kun je ook een begin maken met verwerken. Erkennen wat er
aan de hand is. De werkelijkheid onder ogen zien: ‘Dit is mijn leven. En het
gaat niet zoals ik hoopte. Het valt me zo tegen.’ En dat omarmen: ‘Maar het is
wel míjn leven. En er is er maar één die er wat van kan maken. En dat ben ik.’
De doorgang naar een gelukkiger leven. Waar altijd wat te beleven is, waarin
het meezit en tegenzit. Waarin je kunt lachen en huilen. En je tranen mogen
stromen. Omdat ze nu eenmaal bij het leven horen.
Durven voelen. Ik vind het doodeng. Maar er is
een beloning. Wat ik merk is dat tranen van geluk makkelijker komen als mijn
tranen van verdriet er mogen zijn. Dan raak ik ontroerd, als ik voel wat iemand
voor mij betekent. Of ik schiet vol, als iets me echt raakt. Dat kan bijna pijn
doen – in mijn hart. Daar maak ik me maar geen zorgen over. Mijn hart zal er
wel aan moeten wennen dat het iets voelt. Mag voelen. Van mij. Als ik mijn
tranen niet meer probeer tegen te houden. Misschien is het wel de redding van
mijn hart. En uiteindelijk de redding van mijzelf. Door mijzelf. Als ik durf te
voelen.