Liefde is een zegen. Tot je er achteraan
gaat. Als liefde moet. Als je wilt dat een ander daarvoor zorgt. Als je er een
ander voor nodig hebt. Een ander die van jou houdt. En andersom, jij een ander
om van te houden. De ander als object van jouw liefde. Wat ook kan is je liefde
ontkoppelen van een ander. Liefde zonder een ander. Dan blijft er over maar een
over. Jijzelf. Liefde voor jezelf. Zo zijn de meesten van ons niet
grootgebracht. Liefde voel je voor een ander. Sommigen zijn zelfs grootgebracht
met de ander voorop: ‘Eerst aan een ander denken.’ Met als ongewild effect dat
je jezelf vergeet. Met alle gevolgen van dien: niet goed voor jezelf kunnen
zorgen, geen grenzen kunnen stellen, niet goed voor jezelf kunnen opkomen. De
doorgang is liefde voor jezelf voelen. Houden van jezelf. Makkelijker gezegd dan gedaan.
Zeker als je het nooit geleerd hebt. Maar het kan wel. Het begint met jezelf
onder ogen zien. Je blinde vlekken opsporen. Opruimen en schoonmaken. En dat is
hard werken. Lange dagen, zware nachten. Maar de opbrengst is groot. Want je
wordt er vanzelf een liefdevoller mens van. Een mens die geen liefde zoekt, die
niet achter liefde aan zit, die niet naar liefde smacht. Iemand die genoeg
heeft aan zichzelf. En je zult iets merken. Dan komt de liefde naar je toe.
Kijk maar om je heen, je kent ze misschien wel. Liefdevolle mensen zijn
aantrekkelijk, want ze hoeven niets. Ze hebben wat te geven, precies wat de
wereld nodig heeft. Liefde.