Hij had een oma waaraan hij alles kon vertellen. Alles wat hem dwarszat of waar hij zich ongelukkig over voelde kon hij met haar bespreken. Over alles waar hij zich zorgen over maakte, of waar hij bang voor was, kon hij bij haar terecht. Het enige wat zijn oma zei wanneer hij vertelde was: ‘Ja. En?’ En dan vertelde hij verder. Zo drong hij steeds dieper door tot waar hij last van had, tot wat er knaagde of knelde. Vaak werd het probleem minder groot. Of verdween het zelfs. Hij kon dat allemaal leren omdat zijn oma niets vond. Als hij bij haar kwam met een verhaal gaf ze hem geen gelijk, en ook geen ongelijk. Ze praatte niet met hem mee, en sprak hem ook niet tegen. Oma luisterde naar hem. En oma oordeelde niet.
0 reacties:
Een reactie posten