Op een dag kwam ik erachter dat niemand meer met mij wilde samenwerken. Omdat ik onmogelijk was; niet te hebben, niet te doen. Collega’s bleven uit m’n buurt, partners meden me. Een echte professional: ik wist alles beter. Het kon op allerlei manieren, zolang het maar mijn manier was. Ik begreep er niets van. Waarom zag niemand wat ik allemaal kon? Waarom kreeg ik niet de kans? Ik was jaloers op degenen die wel succesvol waren. Ondertussen verveelde ik me suf en ik verveelde anderen. Ik kon mezelf niet kwijt. Voelde ook wel dat ik beter kon. En daar had ik dan weer anderen voor nodig. Maar ja, die wilden niet, want het moest altijd op mijn manier. Tot de liefste therapeut van het land mij The Artist’s Way van Julia Cameron aanraadde.
Een periode van twaalf weken begon. Een kwartaal lang heel gedisciplineerd aan de slag met m’n eigen drempels. Minstens een dag per week intensief bezig met het opruimen van m’n persoonlijke blokkades. Op een manier die geïnspireerd lijkt door het afkickprogramma van de AA, Alcoholics Anonymous. Mijn verslaving was: problemen maken met anderen, om die van mezelf niet onder ogen te hoeven zien. Ik kwam erachter dat ik vol zat met aannames en opvattingen. Natuurlijk over anderen, maar vooral over mezelf. Hoe ik naar mezelf keek, mezelf tekortdeed en kort hield. Hoe ik mezelf van alles niet toestond en anderen dus ook niet. In hokjes dacht, vastzat in hoe het hoort. Ik ontdekte bij mezelf allerlei taboes en dogma’s. Begreep dat ik veel minder vrij was dan ik altijd had gedacht. En vanbinnen heel bang. Bang voor mijn eigen talent.
In die tijd maakte ik mijn Creativiteitsmonster. Zeg maar de draak in mezelf. Het werd een fantastisch gedrocht: exotische bierblikken bijeengebonden met ballerige stropdassen. Intuïtief maakte ik een beeld van alles wat mij ervan weerhield om mijn creativiteit te laten stromen. Mijn afgeknepen-zijn, mijn ‘kijk míj eens’. Mijn geblaat en gebral. Mijn angst voor de stilte. Eindelijk zag ik mijn buitenkant, mijn oppervlakkigheid. Zo ontdekte ik: echte creativiteit komt van binnenuit, heeft diepgang. Met mijn monster maakte ik de stap van ‘mezelf belangrijk vinden’ naar ‘mezelf serieus nemen’. Vanaf dat moment nam ik ook anderen een stuk serieuzer. Ik werd minder jaloers en was minder verveeld. M’n creativiteit begon te stromen, op een manier ik die nog nooit had toegestaan. Ongeremd en ongegeneerd. Eindelijk kon ik samenwerken, want ik had iets in te brengen: mezelf.
Kun je dit ook toepassen op organisatievernieuwing? Kunnen organisaties zichzelf ook in de weg zitten, en zichzelf isoleren van hun omgeving? Kunnen organisaties door hun aannames en opvattingen hun eigen creativiteit blokkeren? Kan een ‘wat-hebben-wij-het-getroffen-met-onszelf’-bedrijfscultuur ervoor zorgen dat een organisatie zich niet vernieuwt en vastloopt? Zeker weten. De bedrijven met de grootste mond vallen uiteindelijk om. Omdat ze niet meer aansluiten bij hun omgeving: de klanten lopen weg van zoveel arrogantie, collega-bedrijven willen niet meer met hen samenwerken, jong talent wordt afgeschrikt door het teveel aan machtsvertoon. Dood in de pot. Andersom, een organisatie die echt verbonden is met haar kernwaarden en daadwerkelijk van daaruit opereert, is letterlijk aantrekkelijk. Daar willen anderen zich mee verbinden.
Een voorbeeld? Kijk even rond in de bankwereld. Wie zijn de stijgers, wie zijn de dalers? Waar stromen op dit moment de Nederlandse spaartegoeden naartoe? Naar banken die zichzelf serieus nemen, in plaats van zichzelf belangrijk vinden. Mensen zijn niet gek. Uiteindelijk kiezen ze voor duurzaamheid. Zeker als het gaat om hun spaarcenten.
(Verschenen in nummer 3, 2008 van Business Spiritualiteit Magazine Nyenrode)
Een periode van twaalf weken begon. Een kwartaal lang heel gedisciplineerd aan de slag met m’n eigen drempels. Minstens een dag per week intensief bezig met het opruimen van m’n persoonlijke blokkades. Op een manier die geïnspireerd lijkt door het afkickprogramma van de AA, Alcoholics Anonymous. Mijn verslaving was: problemen maken met anderen, om die van mezelf niet onder ogen te hoeven zien. Ik kwam erachter dat ik vol zat met aannames en opvattingen. Natuurlijk over anderen, maar vooral over mezelf. Hoe ik naar mezelf keek, mezelf tekortdeed en kort hield. Hoe ik mezelf van alles niet toestond en anderen dus ook niet. In hokjes dacht, vastzat in hoe het hoort. Ik ontdekte bij mezelf allerlei taboes en dogma’s. Begreep dat ik veel minder vrij was dan ik altijd had gedacht. En vanbinnen heel bang. Bang voor mijn eigen talent.
In die tijd maakte ik mijn Creativiteitsmonster. Zeg maar de draak in mezelf. Het werd een fantastisch gedrocht: exotische bierblikken bijeengebonden met ballerige stropdassen. Intuïtief maakte ik een beeld van alles wat mij ervan weerhield om mijn creativiteit te laten stromen. Mijn afgeknepen-zijn, mijn ‘kijk míj eens’. Mijn geblaat en gebral. Mijn angst voor de stilte. Eindelijk zag ik mijn buitenkant, mijn oppervlakkigheid. Zo ontdekte ik: echte creativiteit komt van binnenuit, heeft diepgang. Met mijn monster maakte ik de stap van ‘mezelf belangrijk vinden’ naar ‘mezelf serieus nemen’. Vanaf dat moment nam ik ook anderen een stuk serieuzer. Ik werd minder jaloers en was minder verveeld. M’n creativiteit begon te stromen, op een manier ik die nog nooit had toegestaan. Ongeremd en ongegeneerd. Eindelijk kon ik samenwerken, want ik had iets in te brengen: mezelf.
Kun je dit ook toepassen op organisatievernieuwing? Kunnen organisaties zichzelf ook in de weg zitten, en zichzelf isoleren van hun omgeving? Kunnen organisaties door hun aannames en opvattingen hun eigen creativiteit blokkeren? Kan een ‘wat-hebben-wij-het-getroffen-met-onszelf’-bedrijfscultuur ervoor zorgen dat een organisatie zich niet vernieuwt en vastloopt? Zeker weten. De bedrijven met de grootste mond vallen uiteindelijk om. Omdat ze niet meer aansluiten bij hun omgeving: de klanten lopen weg van zoveel arrogantie, collega-bedrijven willen niet meer met hen samenwerken, jong talent wordt afgeschrikt door het teveel aan machtsvertoon. Dood in de pot. Andersom, een organisatie die echt verbonden is met haar kernwaarden en daadwerkelijk van daaruit opereert, is letterlijk aantrekkelijk. Daar willen anderen zich mee verbinden.
Een voorbeeld? Kijk even rond in de bankwereld. Wie zijn de stijgers, wie zijn de dalers? Waar stromen op dit moment de Nederlandse spaartegoeden naartoe? Naar banken die zichzelf serieus nemen, in plaats van zichzelf belangrijk vinden. Mensen zijn niet gek. Uiteindelijk kiezen ze voor duurzaamheid. Zeker als het gaat om hun spaarcenten.
(Verschenen in nummer 3, 2008 van Business Spiritualiteit Magazine Nyenrode)