Wonderlijke tijden. Verstoring van de bestaande orde. Wat voor jou belangrijk is wordt bedreigd – en je zoekt steun, houvast, geborgenheid. Je behoefte aan zekerheid groeit, maar waar vind je die nog? De werkelijkheid schreeuwt je toe: ’Je bent op jezelf aangewezen!’ Ben je dus alleen? Nee! Want we zijn hier samen. Niemand is alleen. En we hebben elkaar nodig. Meer dan ooit. Deze tijd vraagt om tevoorschijn komen. Laten zien wie je bent. Je niet meer verschuilen maar meedoen. Inbrengen wat jij kunt bijdragen – door te doen waar jíj blij van wordt. En je door niets of niemand meer bang laten maken. Wanneer je de moed kunt opbrengen om voluit te leven – recht uit je hart, en geholpen door je hoofd – ben je minder alleen dan je denkt. Dan kun je steun, houvast en geborgenheid ervaren. Bij jezelf, en bij de ander. En dan heb je ook wat te geven – dan geef je wie jij in wezen bent.

zondag, december 02, 2007

'Kan niet, dan krijg ik kamervragen...' Zeg de dingen als ze gezegd moeten worden!

Zaterdag 24 november 2007, Rotterdam. De manifestatie 'Eén land, één samenleving'. Een paar honderd zo op het oog verstandige mensen, en zo te zien van allerlei achtergrond. Tenminste, ik zie nogal wat verschillende kleuren - kleuren die je normaal gesproken wel op straat ziet, zeker in de Randstad, maar niet op een conferentie. Daar is de gemiddelde kleur meestal wat blanker.

Een mooi uitgewogen programma, zonder extremen. Een en al redelijkheid. De burgemeester van Rotterdam, drie hoogleraren - Tariq Ramadan, een gematigde Zwitserse moslim, Pauline van Meurs, een PvdA'er uit de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en Anton Zijderveld, een CDA'er – en een oud vice-premier van de VVD houden interessante en intelligente verhalen over integratie. De teneur is 'laten we, ondanks alle verschillen, toch vooral proberen samen te leven'. Lovenswaardig streven. Natuurlijk weer niet zo makkelijk als het lijkt: Zijderveld, emeritus professor in de sociologie, probeert ten koste van Irene van Lippe-Biesterfeld ('verwarde prinses die met bomen praat') grappig te zijn. Best lastig, echt tolerant zijn. En niet moeilijk, flauwe grapjes over iemand die er niet bij is, met spirituele ervaringen waar je zelf blijkbaar geen weet van hebt.

De rij sprekers wordt afgesloten door Hans Dijkstal, mede-organisator en inspirator van de manifestatie en bijbehorend manifest. Een vlammend betoog. Zo heb ik hem nog nooit gehoord. Associeer hem toch meer met ontspanning en jovialiteit. Op de bres voor tolerantie in onze samenleving. Echt heftig wordt hij als het gaat om bescherming van minderheden. Democratie betekent niet zozeer dat gebeurt wat de meerderheid van het volk wil, maar vooral dat minderheden beschermd worden tegen de wil van die meerderheid. Daar hebben we grondrechten voor. Om te beginnen artikel 1 van de Grondwet: het gelijkheidsbeginsel, en het verbod op discriminatie. En, zo ging Dijkstal verder, laat nou er recent nou iemand geweest zijn die dat nou juist wilde afschaffen. Het F-woord viel nadrukkelijk niet, maar iedereen begreep: dit gaat over Pim Fortuyn (die zich eind 2001 in de Volkskrant liet verleiden tot zijn uitspraak over het afschaffen van artikel 1). Dijkstal windt zich merkbaar op over iedereen die niet begrijpt hoe die rechten zijn verworven en ten koste van welke offers. Vanuit de zaal klinkt instemming en applaus. Dan is het pauze. Buiten de zaal hoor ik iemand, zo te horen een echte Rotterdammer, zeggen: ‘Als-ie dat toen nou eens gezegd had..!’

Ik wil er meer van weten. Want Hans Dijkstal was in 2001, toen Pim Fortuyn aan zijn opmars begon, niet alleen leider van de VVD maar ook Minister van Binnenlandse Zaken (die gaat over de Grondwet) en vice-premier in het tweede kabinet Kok. In de lunchpauze loop ik hem tegen het lijf.
'Hoe komt het dat u dit zes jaar geleden, toen Fortuyn opkwam, niet zo uitgesproken, duidelijk en heftig hebt gezegd?'
Dijkstal antwoordt: 'Ik doe het nu!'
'Ja, dat hoor ik, en daar ben ik van onder de indruk. Maar wat zou er gebeurd zijn als u dat toen had gedaan?'
'Daar had ik toen de vrijheid niet voor!'
'Hoezo niet? Waarom hebt u die vrijheid niet genomen?'
'Dan had ik kamervragen gekregen'
'Nou en?'
'Dan was mij gevraagd of dit het standpunt van de regering was!'
'Ja, en?'
Dan moet hij verder. Ik blijf in een mengeling van bewondering, verwarring en verbijstering achter.

De man die eind 2001 nog uitzicht had op het komende premierschap zegt dat hij toen niet zo expliciet als nu op kon komen voor onze grondrechten. Omdat hij bang was voor kamervragen. Daar had hij de vrijheid niet voor... Ik begrijp het niet meer. Daar ben je toch juist minister voor?! Wat zou er gebeurd zijn als iemand van zijn kaliber (intelligent, welbespraakt, populair) en zijn positie (minister, vice-premier, partijleider) in alle oprechtheid, zoals nu, stelling had genomen tegen de al te rabiate uitspraken van Fortuyn? We zullen het nooit weten.

Ik weet nu wel een ding: Zeg de dingen op tijd, als ze gezegd moeten worden. Niet als het kwaad al geschied is, en het leed geleden. Dat brengt mij bij de vraag: Wat heb ik nu te zeggen dat ik nu niet durf te zeggen omdat ik denk dat ik er nu niet de vrijheid voor heb?

Twitter Delicious Facebook Digg Stumbleupon Favorites More